Een nieuw, internationaal literatuurfestival in Amsterdam
OPENING UP
(Vrijdagavond)
Terwijl de avond valt veranderen blauw, groen en geel uitgelichte platanen de Tolhuistuin in een sprookjesachtige kathedraal. Het publiek drentelt binnen, een drankje in het Tuinhuis, geroezemoes aan lange tafels onder een canvas Toeareg-gewelf. Als het hoofdpodium, een verlengde tipitent van reusachtige afmetingen, is volgestroomd brengt schrijfster-presentator Christine Otten de openingsrevue van Read My World in een prettig tempo op stoom.
Lieve Joris eert in haar openingsverhaal haar inspiratiebronnen: Norman Mailer, Truman Capote, VS Naipaul en Riszard Kapuscinsky. Maar vooral ook de vrouwen en mannen die haar op vele reizen, in Afrika, Zuid-Amerika en China, pas lieten ervaren wat ‘thuis zijn’ is.
Festivalcurator Asmaa Azaizeh, dichter en journaliste van Palestijnse afkomst uit Haifa, Israel, beschikt over een zeldzaam krachtige altstem: ‘Literatuurfestivals in Europa kiezen meestal voor de sterren die het publiek al kent. Read My World is opmerkelijk anders, door jonge schrijvers uit de regio invloed te geven op de programmering. Nu luisteren we drie dagen naar nieuwe stemmen uit de regio zelf.’
Abeer Soliman, medecurator, schrijfster, blogger en storyteller uit Egypte: ‘Er zijn genoeg deskundige oriëntalisten die kunnen vertellen wat er in Egypte gebeurt, maar wat je hier hoort is onze eigen stem. Geweldig ook dat veel schrijvers die hier niet kunnen zijn toch aan het festival konden meewerken.’
Kunst en politiek, schoonheid en barre realiteit, het zal de komende dagen voortdurend aan de orde zijn. Het programma stelt een duidelijke vraag. Kunnen de inhoud en vorm van kunst worden losgemaakt van sociale en politieke omstandigheden?
Asmaa Azaizeh: ‘Het is onvermijdelijk dat we over politiek praten, het is onze realiteit. Maar ik heb kunstenaars gezocht die niet spreken en schrijven in de slogans die het toneel zo lang hebben bepaald. De schrijvers die ik koos zoeken hun thema’s in hun dagelijkse leven. Dat is ook politiek, maar op een andere, persoonlijke manier. Die andere kant wil ik graag laten zien.’
‘Once I was a sperm’
Tariq Hamdan slaat vervolgens meteen het beeld van de verbitterde Westbank-dichter aan diggelen. Hij werd bekend met het gedicht ‘Once I was a sperm’, te vinden in de festivaleditie van het blad ZemZem. ‘Mijn moeder heeft me verteld dat ze een spiraaltje droeg toen ik geboren werd. Sinds die tijd weet ik dat mijn leven een wonder is’. Hamdan draagt voor in het Arabisch, de vertaling wordt op de achtergrond gebeamd. In een traditionele vorm, zichzelf begeleidend op een ud, veegt hij de vloer aan met sociale, politieke en artistieke conventies.
Dat is de treffende overeenkomst met een hartverscheurend kwetsbaar liedje van de Twentse dichteres en voordrachtskunstenaar Nathalie Baartman. Ze zingt in een onverstaanbaar tukkers dialect, in een gepassioneerde dans met het accordeon waarop ze zichzelf begeleidt. Ze bezingt de eigenheid, puurheid en de schoonheid van de taal. Haar taal, verdrongen door de eenheidsworst van het ABN. Het terugwinnen van je geboortedialect op het podium is een keuze die moed vereist. Ook dat is politiek, in een subtiele maar niet minder indringende schakering.
De Amsterdamse stadsdichter Menno Wigman, dichteres des Vaderlands Anne Vegter, Malaka Badr (Egypte) en zanger Frank Boeijen reflecteren vervolgens elk op een persoonlijke manier op de verhouding tussen schoonheid en realiteit. Maar het is de jonge rapdichter-filosoof Typhoon die het publiek volledig verovert met zijn half geïmproviseerde performance en het gedicht ‘Kijk Liefde’. Niet begeleid door mechanische technobeat maar door de teder zoemende contrabas van Juan Pablo Nahar, die met een stuwende solo de goedgevulde festivaltent in beweging krijgt.
‘Amsterdam heeft zo’n festival nodig’
Na afloop hebben Azaizeh, Soliman en Typhoon een enthousiaste ontmoeting, die leidt tot het spontane plan om een jam te houden op zondag. Dromerig dwaalt Anne Vegter door de Tolhuistuin, op zoek naar haar bril. De dichter des Vaderlands geniet van de sfeer, zegt ze. ‘Op de meeste festivals draait alles om de grote sterren. Van begin tot eind staat alles vast en je komt enkel voor jouw moment. De sfeer is hier veel meer ontspannen. Dit is wat je van een festival zou willen.’ Stadsdichter Menno Wigman toont zich enthousiast dat Amsterdam weer een echt literatuurfestival heeft. ‘Amsterdam heeft zo iets nodig. Dit is de goeie plek, aan het IJ in Amsterdam-Noord. Hier gebeurt het wel op dit moment’.
Het eerste statement van Read My World is gemaakt. Kunst is niet enkel bedoeld als museumstuk, ze wil communiceren. Kunst als communicatiemiddel, als brug tussen werelden, bedient zich van wezenlijk andere vormen. Ook daarover zal het komende dagen gaan.
ROOM WITH A VIEW (Zaterdagmiddag en -avond)
Dag twee begint met een milde Hollandse regenbui, om gaandeweg op te klaren. Op het hoofdpodium spreken zangeres Maite Laburu en schrijver Harkaitz Cano over zijn Nederlands-Baskische dichtbundel ‘Iemand loopt op de brandtrap’. In ‘A room with a view’ vertegenwoordigen Elke Geurts, Said el Haji, Sanneke van Hassel, David Vann en Maartje Wortel de literatuur van een nieuwe generatie. Elk dragen ze een eigen verhaal voor, gemaakt naar aanleiding van de foto’s die de buitenlandse festivalgasten maakten van het uitzicht vanuit hun eigen raam, thuis. ‘Elk uitzicht is vermengd met herinnering’, zegt Maartje Wortel. In een schijnbaar naïeve taal plakt de ik-persoon haar raam af met gaffertape om de broedende duiven in de boom ertegenover niet te hoeven zien. Haar tastende innerlijke monoloog verkent het duister na een geëindigde liefde. Elke Geurts beschrijft het uitzicht van een moeder die zojuist een gehandicapt kind heeft gebaard, haar benen nog in de steunbeugels. Dit kind wil ze niet, ze zal er niet van kunnen houden, dat weet ze. ‘Als het spreken ophoudt wordt het voor mij eigenlijk pas interessant’, verklaart ze haar thema’s in het nagesprek.
David Vann, writer in residence van het Nederlands Letteren Fonds, draagt een verhaal voor over een reizende student waarin eenzaamheid en onbegrip zich zo opstapelen dat het droogkomisch wordt. ‘Het Amerikaanse publiek houdt niet van tragiek, ook niet als die verpakt is in humor. Ik vind mijn lezers vooral in Europa, daarom sta ik hier en werk ik hier graag.’
In het Tuinhuis een vraaggesprek van radiopresentator Jeroen van Kan met veelvuldig prijswinnaar Stephan Enter en Yasser Abdel Latif (Cairo) over ‘herinnering’ als stijlmiddel. Met zijn zeer algemene vragen weet de interviewer de verlegen Abdel Latif niet uit zijn schulp te lokken. Het gesprek wordt herhaaldelijk gered door Stephan Enter. ‘Op de Lofoten, voor de Noorse kust, ruikt het overal naar gerookte vis. Door zulke details uit je herinnering moet de lezer zich wel overgeven, ook al is de rest pure fictie.’
House of the eyes
Tijdens ‘Watching Arabs with Arabs’ ontstaat spraakverwarring als de Nederlandse documentairemaakster Hasnae Bouazza beelden van Arabieren in Westerse en Arabische tv-programma’s vergelijkt. In het Nederlandse nieuws zien we vooral mensen die vlaggen verbranden, in het in de regio zelf populaire Arab Idols zien we wel echte gevoelens. Curator Asmaa Azaizeh steigert. ‘Veel filmers bij ons willen het Westen laten zien dat we geen barbaren zijn. Maar het verbranden van vlaggen is ook een uiting van echte gevoelens van gewone mensen.’ Zowel de negatieve als positieve clichés die Bouazza toont maken Azaizeh en dichter Almadhoun behoorlijk giftig. ‘Wil je meer genuanceerd beeld, bekijk dan eens een goede arthouse-film, die worden bij ons ook gemaakt’, aldus een vinnige Azaizeh.
Hoe ver de emotionele werelden in het Westen en de regio zelf uit elkaar kunnen liggen, illustreren twee tijdens het festival vertoonde arthousefilms. The Agenda and Me (Naveen Shalaby) toont de gebeurtenissen op het Tahrir-plein in Egypte door de ogen van vier direct betrokkenen, de emoties zijn hartverscheurend. In The house of the eyes geven de jonge makers Donna Verheijden en Martina Petrelli hun eigen artistieke verwerking van het platbombarderen van Gaza-stad, waarvan ze op de laatste avond van de Qalandiya Art Biënnale in Ramallah getuige waren. Hun sublieme film-essay tilt menselijke hoop en wanhoop uit boven de concrete gebeurtenissen, werpt licht op de functie van kunst in tijden van crisis. Twee visies op de rauwe werkelijkheid die lang nawerken.
Het werk van Eman Abdel Rahim en Milan Hulsing neemt je weer anders mee naar de grens tussen werkelijkheid en verbeelding. Net als de graphic novels van Hulsing balanceren Abdel Rahim’s verhalen op de grens van waan en werkelijkheid. Hulsings werk wordt nu vertaald in het Egyptisch. ‘Kunstenaars hebben het voorrecht dat ze voortdurend kunnen switchen tussen realiteit en verbeelding. In graphic novels kun je je heel vrij uiten, juist nu zijn ze enorm populair in Egypte.’
Humor en Identiteit
Mahammad Azaay en Funda Müjde spelen White rabbit red rabbit, een ‘reizend theaterstuk’ van de Iraniër Nasim Soleimanpur. Het kan door elke acteur maar één keer worden gespeeld, en is dus altijd uniek. Interviewer Wim Brands brengt Ala Hlehel (Ramallah/Cairo) en Asis Aynan (Nederland) kundig in gesprek over humor en identiteit. Aynan leest voor uit Ik, Driss, over een gastarbeider die de Nederlandse cultuur leert kennen via de Zangeres zonder naam. Aynan: ‘Ik weet niets van de eerste generatie. Mijn vader vertelde nooit iets, hij werkte of zat in de moskee. Driss is helemaal verzonnen, maar via kranten kreeg hij brieven, cadeaus, noem maar op. Een gemeente bood hem zelfs een baan aan.’ Hlehel: ‘Identiteit zit in je generatie. Was jij niet boos op je vader? Ik was ontzettend boos, die slappeling die niets deed terwijl onze mensen werden vernederd. Pas later begreep ik het. Mijn ouders groeien op onder onder militair bestuur, ‘they were told to shut up’. Ik ben van de Naqba-generatie, opstandig en strijdbaar. Als schrijver kies je niet voor wapens, mijn keuze was te beschrijven hoe gewone mensen met de situatie omgaan.’ Hlehel leest The Storyteller voor, zijn ‘oerverhaal’. ‘In essentie doe ik als schrijver niets anders dan het doorgeven van de verhalen die ik beluister onder Hajji’s poort.’
‘In Egypte slikken vrouwen alles’
Een intiem juweel is het gesprek van Kirsten van den Hul met Abeer Soliman, schrijfster, blogger en festivalcurator. Soliman schreef een Egyptische versie van Heidi, maakt een blog voor alleenstaande vrouwen en werd een nationale bekendheid met Diary of a single lady. ‘Een vrouw alleen is in Egypte nauwelijks voorstelbaar. Jonge vrouwen slikken alles om aan de man te komen. We moeten af van de angst om alleen te blijven als we onafhankelijk willen zijn’. Soliman komt uit een provincieplaats, studeerde bedrijfseconomie en werkte voor IT-bedrijven, tot ze koos voor het schrijverschap. Met tranen in de ogen vertelt ze dat haar ouders nog altijd niets van haar keuze begrijpen. ‘Ik zoek ze wel op, maar kan ze niet meer bereiken.’
De situatie in Egypte… ze zucht. ‘Okay, politiek. Is het een coup? Nee, het is iets anders. Maar het westen accepteert niets dat men niet kent, dus is het een coup.’ Nee, ook zij kent de uitkomst niet, maar ‘Egypte zoekt een eigen weg, en zal die vinden.’
Voor wie nog niet verzadigd is eindigt de avond met film in het tuinhuis, kampvuren, verhalenvertellers Sahand Sahebdivani en Krista Peters in de ‘conversation pit’, het ‘zwerfklankfestival’ en komische folk van ‘the croissants terribles’.
ANSWERS, AND MORE QUESTIONS (Zondagmiddag en -avond)
De derde dag, zondag, heeft Yasser Abdel Latif in het tuinhuis vijf scholieren aan tafel. Begeleid door de School der Poëzie lazen leerlingen van drie scholen het werk van vijf festivaldichters en sloegen zelf aan het dichten. Lala leest een eigen gedicht voor over twee meisjes van 16, één in het Westen en de ander in het Oosten. Ze kennen elkaar niet maar hebben dezelfde dromen en zorgen. ‘Dichten is erg belangrijk voor mij’, zegt Lala. ‘De gedichten van Yasser hebben een geheim in zich dat je langzaam ontdekt. Zo probeer ik ook te schrijven’. Een klasgenote van Lala: ‘Het viel me op dat kinderen van 15, 16 zulke diepe gedachten kunnen hebben. Leuk dat jongens, die normaal alleen maar lopen te klieren, ook heel gevoelige gedichten kunnen schrijven.’ Abdel Latif is onder de indruk. ‘Er zijn echt goede dichters bij, ze hadden behoorlijk technische ragen. Ik zou willen dat ik meer tijd had met ze.’
Enkele minuten later bereikt de poëtische abstractie in het Tuinhuis een hoog niveau tijdens een gesprek van vier jonge Nederlandse dichters met hun Amerikaanse collega Rob Halpern. Halpern schreef Disastersuites, over de morele verwarring onder president Bush, zojuist in vertaling verschenen in de Sporenreeks van uitgeverij Perdu. Intussen beklimmen Ghayath Almadhoun en Willem Jan Otten het hoofdpodium voor een van de klapstukken van Read My World, The Road to Damascus. In beurtelingse voordrachten vermengen zich een stream of consciousness over de ingewanden van een verloren stad (het Damascus van Almadhoun’s jeugd) en een ingetogen hymne voor een verwaaid leven op een imaginair Waddeneiland (‘Eindelicht’ van Otten). Twee zoektochten naar naar betekenis in de dramatiek van een verwoeste jeugd.
Diep in gedachten blijft bezoekster Liesbeth Sarneel na afloop op haar stoel zitten. ‘Ik doe zo iets nooit, maar wat ben ik blij dat ik hierheen gekomen ben. Eerst een Vietnamese blogger (Bui Than Hieu, red.) die alles moet doen om zijn eigen veiligheid te bewaken, nu deze indrukwekkende gedichten. Het komt wel binnen moet ik zeggen.’
Ja, zegt Willam Jan Otten bij de ingang van de grote tent, het was een echte ontmoeting. ‘Ik heb vorige week met Almadhoun gerepeteerd. Ondanks een groot verschil in levenslot vonden we elkaar in dezelfde dichterlijke ruimte.’ Opgetogen is Otten ook over Read My World zelf. ‘Ik ben heel blij met een internationaal literatuurfestival in Amsterdam. Het is toch raar eigenlijk dat de stad met de meeste dichters en schrijvers zo’n festival niet heeft. In Rotterdam is Poetry International ontstaan, dat moet in Amsterdam ook kunnen. En laat dichters en schrijvers dan weer zelf de inhoud bepalen.’
Sereen leest Malaka Badr in het Tuinhuis gedichten beïnvloed door haar ervaringen op het Tahrirplein. De beklemming en chaos in een volle bus met onbekende bestemming worden een metafoor voor Egypte. Zij en dichter Maarten van der Graaff spreken over ironie in hun werk. Van der Graaff: ‘Dat het op tv een alledaags maniertje is geworden betekent niet dat je ironie helemaal moet afschaffen. Het is een andere manier om naar dingen te kijken.’ Badr: ‘Sarcasme is in Egypte een manier om te overleven. Sinds de Tahrir-revolutie schrik ik soms van het geweld in mijn zinnen. Maar tegelijk zijn we met hetzelfde bezig als jullie: mislukte liefde, je verhouding tot de wereld, de universele dingen.’
Documented reality
Doro Wiese en Thomas Möhlmann zetten de schijnwerper op Lucebert, wiens verzamelde werk naar het Engels wordt vertaald. Voor Rob Halpern en Yasser Abdel Latif is de grote Nederlandse taalkunstenaar een nieuwe ontdekking. De ‘jonge honden’ Tarik Hamdan (Filistin Ashabab) en Maartje Smits (hard/hoofd) onderzoeken elders de artistieke ruimte van het internet, waar teksten, film, muziek en beeldende kunst zich in nieuwe combinaties vermengen. Het is tijd voor een apotheose.
Tijdens ‘Documented reality’ laten journalist-schrijver Frank Westerman, antropoloog Matthijs van de Port en filmer-kunstenaar Jack Segbars hun licht schijnen over de steeds poreuzere grens tussen documentaire en fictie. Gespreksleider Chris Keulemans onderzoekt op zijn Socratische wijze: ‘zijn schrijvers en kunstenaars niet altijd en overal bezig met het documenteren van de realiteit?’ Matthijs van de Port: ‘Zogenaamde ‘feiten’ betekenen nu eenmaal weinig zonder verhaal, en dat is altijd subjectief. Ook in de wetenschap wordt dat langzamerhand erkend.’ En omgekeerd, om een hoofdvraag van het festival te beantwoorden: artistieke verbeelding, en de kwaliteit daarvan, valt niet los te maken van de realiteit en omstandigheden van de makers.
‘Dank voor het geven van zoveel antwoorden en het oproepen van nog meer vragen’, zegt curator Abeer Soliman bij het besluiten van de avond. Ze is vooral getroffen, zegt ze, door de grote diversiteit aan uitingsvormen tijdens Read My World. Asmaa Azaizeh roept de vierkoppige festivaldirectie naar het podium: Willemijn Lamp, Matthijs Ponte, Daphne de Heer (SLAA) en Sarien Zijlstra (School der Poëzie). De complete festivalstaf volgt. Azaizeh’s persoonlijke samenvatting: ‘Read My World heeft me minder nihilistisch gemaakt. De ontmoeting met schrijvers hier heeft me laten zien dat we onze verschillen kunnen overbruggen.’ Weer die sonore alt, waarmee ze een operapubliek op de knieën zou dwingen: ‘F*** history, long live literature and poetry!’ Het eindfeest van Read My World, edition one kan beginnen.
Verslag: Frank Siddiqui