Lies Gallez: kussenkolonisatie

Uitgesproken tijdens Kiss – Read My World 2023
in speeksel zitten mineralen die je tandglazuur beschermen, weet je niet. wanneer je tong in cirkels om een andere tong, om een ander hart. om alles wat die andere schouders door dagen dragen: kruimels van een verre reis, in een ver land waar nachten bleven duren, de maan die in een nachtmerrie nooit ondergaat, twijfels, scherven in een handpalm, de slagen van seconden in een donkere, dode hoek van de kamer.
je bent nog steeds twee lichamen onder de felle straatverlichting van een warme zomernacht. je wacht op dat wat je verlangen noemt. je wacht op een naakt lichaam. je wacht op kussen op je wang, in je hals, je schouders. je wacht op kolonisatie. in jezelf heb je een hele plek geleegd. je wil zeggen:
geef me een nieuwe naam. plaats je handen op mijn heupen. bezet mijn huid met aanrakingen tot ik die in mijn botten voel. steek in mijn hoofd een nieuw licht aan. laat me tussen je ademhaling bestaan.
je wil zeggen: ik ben een heel groot land voor je. ik ben een plek waar je geluidloos in het gras mag liggen. ik ben het laatste blaadje van een madeliefje dat zegt dat jij van me houdt.
zij is de stiltes van een verlegen glimlach op het moment dat je zegt hoeveel je van haar lachkuiltjes houdt. dat je pink erin past. dat je je zorgen het liefst daar. dat je niet meer denkt aan morgen en morgen. tijd wordt een boogje, een cirkel die je steeds terug bij haar brengt.
haar zachte lichaam. het zweet onder haar oksels. het puntje van haar tong op de knokels van je linkerhand.
in de warmte van het zomerdonker samen een nieuwe ster vinden. de zon blijft op je huid plakken. zij ruikt naar wasverzachter, naar de belofte van straks een bed in een kamer. van straks elkaar lang genoeg onder het deken horen ademen.
met vier armen een tent in bed bouwen. het verhaal van hoe je elkaar vond in een ander land. elkaars adem uit twee lichamen kussen. zodat de ander zich omhelsd voelt.
je bestaat, je bestaat, je bestaat.
je zet je tanden in haar schouderblad. je wil zeggen:
kus me tot ik de hemel vergeet. tot het enige wat ik nog weet, is hoe ik elke dag opnieuw naast je wil wakker worden in de eerste stralen van een ochtendzon. koffie, croissants, een kat, een leven lang denken aan later en haar daarin voortdurend verlegen zien glimlachen.
zij met wiegende heupen aan de vaat. schuim op het aanrecht, de grond. het uitzicht van een tuin waarin jij munt voor haar plantte. zij met haar natte haren. zij die altijd weer haar sleutels vergeet. vergeet dat ze te mooi is om niet te bestaan.
tandafdrukken. met je wijsvinger een zweetdruppel volgen van haar navel tot haar venusheuvel. haar schaamhaar. de binnenkant van dijen. tot ze giechelt en zegt:
je mond.
ze haar hoofd naar achteren buigt. haar heupen in de lakens duwt en zegt:
je mond.
het laatste blaadje van een madeliefje dat je geplukt had en je dacht aan dit moment dat je ja mocht blijven zeggen. die zomernacht in een tent doorbrengen. in een bed. in hetzelfde land. ja zeggen. de rafelranden van een nacht aanraken. je kust. zij kust. kust. kust.
de volgende ochtend vers gewassen onderbroeken aan de waslijn hangen in de tuin waar je munt voor haar plantte. wasspeld per wasspeld naar elkaar toe bewegen. elkaar in het midden raken, een kus, een tong, een mond. een hart om een hart en twee lichamen blijven.