
Curatoren Aylime Aslı Demir en SÜREYYYA EVREN
Tekst: Zola Can
Foto’s: Richard Tas
‘Turkije is in Turmoil’ – zo begint de eerste aankondiging van de zesde editie van het Read My World festival. En het is ook niet te missen; berichten over gevangen journalisten, een mislukte staatsgreep, autoritair leiderschap en diplomatieke rellen vormen het beeld van Turkije als een land dat onder grote druk staat. Maar het gebeurt niet vaak dat er in Nederland verder wordt gekeken dan deze actualiteiten. Door de regio vanuit een geheel ander perspectief te bezien, namelijk van binnenuit, vanuit de literatuur, probeert het Read My World festival daar verandering in te brengen.
Donderdag 11 oktober
Dit is ook precies hetgeen dat de twee curatoren tijdens het openingsprogramma donderdag avond proberen te benadrukken. In een volle zaal vertellen Aslı Demir en Süreyyya Evren over hun hoop en doelen voor de aankomende dagen. Voorop staat hun wil om het publiek buiten de typische kaders over Turkije te laten nadenken. De lijst van Turkse schrijvers die zij hebben samengesteld moet volgens hen dan ook niet gezien worden als de meest voor de hand liggende keuze; “they [de gekozen schrijvers] established important things, but they are not from the establishment”, aldus Evren.
Jörgen Tjon A Fong, die met groot enthousiasme de openingsavond leidt, vraagt of het in het huidige klimaat in Turkije voor schrijvers gevaarlijk is om vrijuit uit te spreken. Evren antwoordt met een onbevredigend ‘ja en nee’. Volgens Demir zijn het enorm stressvolle tijden voor schrijvers in Turkije, maar toch blijft men strijdbaar volhouden. ‘Het is ingewikkeld’ vult Evren aan, ‘schrijvers en artiesten zijn productiever onder de druk die zij nu voelen, terwijl het natuurlijk ook verlammend werkt’. Om deze complexiteit te begrijpen raden de curatoren aan om vooral naar de programma’s te gaan de aankomende dagen.
Het Nederlandse publiek wordt even op haar plek gezet wanneer de curatoren gevraagd wordt naar hun beeld van Nederland. Evren somt op: Pierre van Hooijdonk, Cees Nooteboom en…Srebrenica. Een ongemakkelijk gelach is hoorbaar in de zaal. Even weet niemand, inclusief Tjon a Fong, hoe hierop gereageerd moet worden. Blijkbaar is Turkije niet het enige land waar niet alles even openlijk wordt besproken en taboes nog doorbroken kunnen worden.
Nadat iedereen zich weer heeft herpakt zegt Evren dat hij hoopt dat hij zichzelf na dit festival anders kan bekijken, door het nieuwe discours dat hij hier denkt te gaan ontwikkelen. Demir adviseert het publiek vooral open te staan voor de Turkse schrijvers en hun ideeën; ‘wees inclusief’.
Na het gesprek met de curatoren stellen de tien Turkse schrijvers zich ieder op geheel eigen wijze voor. De een doet dat met gedichten (Karin Karakaşlı), de ander met een dagboekfragment (Sevinç Çalhanoğlu) en weer een ander met een pleidooi voor stotteren in de poëzie (Enis Akın). De kop is eraf. De eerste avond is al voorbij, maar in de foyer is er gelukkig nog een feestje gaande met muziek van Ata Güner.
Wie weet dat, mochten we Demirs advies om inclusief te zijn opvolgen, Evren niet de enige is die zichzelf hierna een spiegel zal kunnen voorhouden, en dat we naast meer begrip van Turkije ook met een frisse blik naar onszelf in Nederland kunnen kijken.
Vrijdag 12 oktober:
Op de tweede dag stroomt de grote zaal van de Tolhuistuin al vroeg vol met leerlingen van verschillende Amsterdamse middelbare scholen. De afgelopen weken kregen zij les van docenten van School der Poëzie en schreven ze gedichten geïnspireerd op het werk van de twee Turkse dichters Karin Karakaşlı en Enis Akın. Het is rumoerig wanneer Bahram Sadeghi het programma RMW Revue begint, maar zodra de eerste groep dappere leerlingen het podium betreedt om eigen werk voor te dragen is de zaal stil en wordt er aandachtig geluisterd. In de gedichten tonen zelfs de meest stoer ogende jongeren hun diepste gevoelens. Abdoulaye van het Lely Lyceum wil voordat hij zijn gedicht ‘Zwart’ voordraagt het publiek toch even iets duidelijk maken; “ik ben echt niet depri!” Gevolgd door:
alles is zwart
soms zie ik niks
soms zie ik wit
duivel in mijn hart
engel in mijn hoofdOnderdeel van Abdoulayes gedicht Zwart
Karakaşlı en Akın zijn onder de indruk van wat de leerlingen hebben gemaakt. Akın lachend: “ik denk er serieus over na een aantal strofes van jullie te stelen”.
Macht en de stad
Later op de middag wordt de buurt rondom de Tolhuistuin verkend tijdens Flaneuses*, een literaire wandeling. Amsterdam Noord verandert in hoog tempo. Welk effect de gentrificatie heeft op de buurt ontdekken we tijdens deze wandeling, uitgezet door Maartje Smits, Martijn den Ouden, in samenwerking met de Turkse schrijver Sevinç Çalhanoğlu.
Maartje Smits stelt dat wandelen ook poëzie kan zijn: “Poëzie verwondert en laat je iets zien zonder dat je wist dat je ernaar keek. Dat kan in tekst zijn, maar dat hoeft niet.” Tijdens de wandeling worden we aangemoedigd om op een andere manier naar de buurt te kijken. Smits: “Je ziet de enorme kracht waarmee de veranderingen in het gebied gepaard gaat en de obsessie met eigendom gaat opvallen door de hekken die overal staan en de bordjes die aangeven dat je ergens niet mag komen of dat iets privéterrein is. Ook merk je dat er overal symbolen van macht zijn, zoals de Shell-kantoren.” Daarnaast wil Smits met de wandeling ook een politiek effect bewerkstelligen: “Tijdens de wandeling voeren we kleine rituelen uit en winnen we de ruimte terug door die te gebruiken op een manier waarvoor die niet bedoeld is.“ De wandeling is ook in beeld gebracht, vanuit de hoogte. Het resultaat kan binnenkort hier bekeken worden.
*quotes over dit programma komen uit het interview met Maartje Smits, door Lisanne Snelders
De stad, of in ieder geval haar pleinen, staan ook centraal in Remnants of a Square. De vraag die hier wordt opgeworpen is: wat blijft er nog over van het revolutionaire elan van het plein als het revolutionaire moment voorbij is? En hoe wordt dit verwerkt dit in de literatuur, de poëzie: hoe is dit zichtbaar in het literaire landschap? Murat Uyurkulak vertelt over zijn ervaringen tijdens de Gezi protesten in 2013 op het Taksim plein en in het Gezi park. Hij noemt het “de tien mooiste dagen uit mijn leven”. Uyurkulak vertelt uitvoerig over de revolutionaire dynamiek en hij legt uit hoe deze revolutionaire toestand voor hem verandering heeft gebracht in zijn opvatting over de plaats van de mens:
“Een mens komt uit zijn sombere hol, waar hij eenzaam als een atoom heeft geleefd, terecht in een huis met de omvang van dat plein, dat park, zelfs van een enorme stad, of een land. Hij wil niet meer terug in zijn eigen huis, hij wil voortdurend buiten zijn. Hij voelt zich onderdeel van een reusachtige eettafel van de mensheid, wordt bevrijd van alle slechte gevoelens, kleine afrekeningen, de pijn van een armzalig leven, hij geneest.”
Uyurkulaks optimisme over de Gezi protesten werkt aanstekelijk. Toch vraagt de gespreksleider Özkan Gölpinar zich terecht af, “wat is er vijf jaar later nog over van Gezi?”
In het gesprek dat volgt wordt duidelijk dat er toch ook veel teleurstelling heerst over de nasleep van de protesten. Zo stelt Aslı Demir dat direct na de Gezi protesten iedereen er nog volop over sprak: “het was net als mensen die terugkeren van hun militaire dienst; iedereen deelde ervaringen met elkaar.” Helaas is dit enthousiasme langzamerhand vervaagd: “We zullen Gezi nooit vergeten, maar de laatste tijd kan ik er lang niet zo gemakkelijk over praten als voorheen.” Want wat heeft de solidariteit tijdens Gezi uiteindelijk nou echt opgeleverd? Dit lijkt ook Cağlar Köşeoğlu zich in zijn gedicht af te vragen:
maar ik bedoel je wéét dat liberalen niet naar mensen in parken luisteren, toch?
het chemische water op de straten van Istiklal vermengd met menselijk bloed
maken me dat duidelijk dat Frank, Maarten en ik een markt vormen voor
gedichten, vermaak en esthetische ervaringen die tot helemaal niets leiden
PPPSSSSSSSTTTTTT, BEN JIJ OOK GEÏNTERESSEERD IN POLITIEK? *
* Het laatste deel van het gedicht van Köşeoğlu
Uyurkulak sluit toch af met een positieve noot: “Die man, in dat paleis, probeert al heel lang ons tegengeluid en onze hoop, al dan niet met harde hand, te onderdrukken. Tot nu is dat niet gelukt en het gaat hem ook nooit lukken. Jullie moeten niet vergeten, we zijn nog steeds met miljoenen. De strijd gaat door.”
Vijand én verrader
Schurend, zo kan de briefwisseling tussen journalisten Raşit Elibol en Ali Duran Topuz het beste beschreven worden. Gemakkelijk was het proces van de uitwisseling niet, vertellen ze in het programma Het vrije woord – een journalistieke uitwisseling. Aan de ene kant bestond dit ongemak uit het besef dat spreken over ‘het vrije woord’ vanuit twee heel verschillende contexten problematisch kan zijn (lees daarover in de brieven, gepubliceerd in De Groene Amsterdammer hier en in Gazete Duvar deel 1 en deel 2). Aan de andere kant twijfelde Topuz of hij de uitwisseling überhaupt wel voort moest zetten omdat een kritische blik op het vrije woord in Turkije ook gevaren met zich meebrengt. Naast zichzelf wilde hij Elibol niet in gevaar brengen: “de geringste kritiek kan ertoe leiden dat je het mikpunt wordt van nationalisten. En Elibol, met zijn Turkse achtergrond, wordt dan niet enkel als vijand gezien, maar ook als verrader [van zijn vaderland].” De briefwisseling werd toch doorgezet, wat er onder andere toe leidde dat Elibol op een nieuwe manier naar de journalistiek in Nederland begon te kijken, zo vertelt hij: “ik zie nu in dat het een luxe is om niet naar andere landen te hoeven kijken met begerige ogen”.
Maar hoe lang houdt deze bevoorrechte positie nog stand? Dat is de heersende vraag na afloop van het volgende programma, Pers en Polarisering, waarin het gesprek over de stand van de journalistiek in zowel Turkije als Nederland wordt voortgezet. Na een kritisch openingsstatement van Ali Topuz vindt er een dynamisch gesprek plaats tussen de drie Nederlandse journalisten, Frederike Geerdink, Tan Tunalı en Aldith Hunkar. Al in het openingsstatement raakt Topuz de kern van het gesprek met zijn stelling dat ‘Turkije niet moet worden gezien als een voorbeeld van het verleden, maar als een voorbeeld dat de toekomst representeert.’ De spiegel die ons door Topuz wordt voorgehouden maakt veel los bij de panelleden, want inderdaad, in Nederland is er ook veel aan te merken op de vervulling van de rol van de media in de samenleving. Ook hier werkt de mainstream media volgens de panelleden de polariserende trend vaak eerder in de hand dan dat ze deze bestrijden.
Soaps!
Een van meest spetterende programma’s van het festival is Soaps!. Dit thema biedt zoveel mogelijkheden, qua fantastisch beeldmateriaal, maar ook qua uiteenlopende onderwerpen, dat er zelfs twee delen zijn. Het eerste deel vindt vrijdag plaats en omvat de jaren 70, 80 en 90. In het tweede deel, op zaterdag, worden de jaren ’00 tot nu onder de loep genomen en in beide delen wordt gesproken over hoe soapseries laten zien wat er in de maatschappij leeft, maar ook over in hoeverre conventies in een maatschappij met strikte regels binnen soapseries overschreden kunnen worden en wat het effect hiervan is op kijkers.
Reflecterend op de laatste twee punten draagt Seray Şahiner een tekst voor uit haar collectie korte verhalen ‘Bridal Hair’ (Gelin Başı). In dit verhaal onderzoekt ze in welke van de twee vrouwelijke boegbeelden van de Turkse soaps uit haar jeugd ze zichzelf het meeste herkent – “dit is eigenlijk een van de grootste vallen die vrouwen voor zichzelf hebben gezet”, aldus Şahiner. Het zoeken naar een vrouwelijk evenbeeld in een fictief karakter uit een soapserie vindt ze problematisch. “Vooral voor Turkse vrouwen van na de jaren 70. Zij moesten kiezen tussen twee contrasterende karakters; Türkan Soray en Müjde Ar.” De eerste is volgens Şahiner principieel en trots; “ze staat als een monument tegenover ons”, de tweede is menselijker dan een monument; “ze toont haar zwakheid en haar ambities, maar ze valt altijd, omdat ze verliefd wordt en zonder de trots van Soray vergeeft ze de man die haar zo vaak slecht behandeld heeft.” Haar betoog eindigend vertelt Şahiner dat ze uiteindelijk niet kiezen kon: “Wanneer ik ernaar verlangde om als Türkan Soray te zijn, vond ik enkel de woorden van Müjde Ar, en zo eindigde ik in stilte.”
Zaterdag 13 oktober
Hoe soapseries zich de laatste jaren ontwikkeld hebben wordt in het tweede deel besproken, onder andere door schrijvers Murat Uyurkulak en wederom Seray Şahiner, die zelf hebben meegeschreven aan verschillende scripts. Interessant is de ontwikkeling van de serie Kayıp Şehir waar zowel Uyurkulak en Şahiner voor schreven. In deze serie, die gaat over een familie uit het zuidoosten van Turkije die naar een achterbuurt van Istanbul verhuist, worden vele taboes doorbroken. Uiteindelijk is de serie na 26 afleveringen (wat weinig is voor Turkse series) beëindigd. Uyurkulak noemt de serie ‘de laatste realistische Turkse serie’. Er kwamen allerlei verschillende karakters en verhaallijnen in voor die je ook in het echte leven en in de straten van Istanbul tegen zou kunnen komen. Zo kwam er een transgender in voor (als een positief karakter), werd een Turks meisje verliefd op een zwarte migrant, was de bovenbuurvrouw van de familie een sekswerker en was een zoon binnen de familie duidelijk lid van een guerrillabeweging in het oosten van Turkije.
De censuur was niet openlijk, maar geleidelijk werd duidelijk dat er bevelen van hogerhand kwamen die bepaalde dingen in de serie niet wilden laten zien. Uyurkulak: “Het televisiekanaal wilde bijvoorbeeld het hele transgender karakter eruit knippen en ze wilden ook niet dat de zwarte migrant door de politie zou worden doodgeschoten.” De schrijvers erkennen ook dat er zelfcensuur wordt toegepast in het schrijven voor series. “Het is geen geschreven regel, maar iedereen weet dat je niet zomaar alevieten of Koerden kan benoemen.” Şahiner vult aan: “om alevieten, Koerden of Armeniërs te tonen ‘moet’ er iets aan de hand zijn, er moet bijvoorbeeld een bom ontploffen. Je zal een Armeniër niet een normaal leven zien leiden, je zal hem niet naar de kerk zien gaan zonder dat er iets gebeurt. Dit terwijl iemand die naar de moskee gaat, zonder dat er iets staat te gebeuren, een heel normaal beeld is.” “De machtigen mogen het verhaal vertellen” stelt Uyurkulak vast.
En wat betreft preutsheid is de Turkse soapserie volgens Şahiner terug bij af: “wat dat betreft waren de soaps van de jaren negentig veel verder. Nu wordt het al ‘liberaal’ genoemd als een camera niet wegdraait naar de bloempot wanneer er wordt gezoend. Als dat liberaal is, dan zijn we terug in de jaren zestig.”
Vijgenboom
In Roots gaan we terug naar momenten in de levens van schrijvers waarin de eerste zaadjes zijn geplant van hun toekomstige schrijverschap. Op welke manier hebben de ervaringen als lezer het schrijven beïnvloed?
Sevinç Çalhanoğlu, de jongste van de groep Turkse schrijvers, vertelt over hoe zij, opgroeiend in een gezin waar enkel kook- en nationalistische/Kemalistische boeken gelezen werden, geïntrigeerd raakte door de bibliotheek vol encyclopedieën van haar buurvrouw. “Die kamer was als een toevluchtsoord voor mij. Ik vond troost in de teksten waarmee ik een eigen buitenwereld kon creëren.” Ze ontdekte dat boeken die haar inspireerden meestal binnenshuis geschreven werden. Een saai leven kon juist hele goede literatuur opleveren. Dit inzicht moedigde de jonge Çalhanoğlu aan om zelf te gaan schrijven: “Allerlei soorten literatuur die wordt gevoed door de precieze details van een saai leven hebben mijn geest bevrijd.”
Wat ook na afloop van het programma nog lang blijft hangen is het krachtige beeld dat Sema Kaygusuz in haar voordracht oproept van een meisje [zijzelf] dat samen met een vijgenboom opgroeit. De boom werd op de dag van haar geboorte door haar grootmoeder gepland. Toen ze als klein meisje een keer een vrucht van de boom probeerde te plukken, waarschuwde haar moeder: “Wees voorzichtig wanneer je dat fruit eet, die boom is jouw zus.” Het idee dat zij en de vijgenboom voortkwamen uit dezelfde tijdstroom vond Kaygusuz tegelijkertijd ontroerend en geweldig. En zo werd dit haar metafoor voor ‘zichzelf als levend wezen dat kon transformeren tot een poëtisch object’, wat ook haar schrijverschap beïnvloedde: “De aanwezigheid van die boom hielp mij om niet mensgericht, essentialistisch, oordelend, weerzinwekkend intelligent en op de meest vulgaire manier gevoelig te worden”.
Veel minder geworteld is de manier waarop Carolina Trujillo opgroeit; geboren in Uruguay migreert ze op jonge leeftijd naar Nederland, om na negen jaar weer terug te keren naar Uruguay wanneer haar vader, die politiek gevangene is, wordt vrijgelaten. Vol humor en zelfspot en zelfs met behulp van haar eigen illustraties vertelt Trujillo welk effect deze ontworteling en het opgroeien op totaal verschillende plekken op haar leven had:
“Ik was altijd op zoek naar een volk om bij te horen, ook in de wereld van de fictie, maar van alle personages die ik in de boeken van mijn Nederlandse jeugd tegenkwam, kon ik me nog het meest spiegelen aan de zwarte hengst: geïmporteerd, zwart haar en vooral bevriend met paarden. Toen het tijd werd voor de migratie naar literatuur voor volwassenen, bracht mijn moeder ons Isaac Asimov en Ray Bradbury. Ze moet hebben gedacht dat buitenaardse wezens voor ons [zijzelf en haar zus] beter identificatiemateriaal was dan de personages van Wolkers of Reve.”
Alle schrijvers in Roots grijpen terug naar hoe het was om als meisje op te groeien, allemaal in totaal verschillende contexten, maar allemaal als vrouw. Zo staat in de voordracht van Babs Gons ook het ‘vrouw-zijn’ centraal. Gons vertelt over hoe vooral zwarte Amerikaanse, Afrikaanse en Caribische schrijvers de weg tot het schrijverschap voor haar openden. Bij de verhalen van deze schrijvers voelde ze voor het eerst hoe het was om jezelf in de verhalen van anderen te herkennen: “Ik zie deze schrijfsters als een soort van voormoeders, als opvoeders, als gidsen. Ze hebben voor mij een wereld ontsloten die ik wil kennen. Ze hebben me een geschiedenis gegeven die ik nergens anders terugvond. En ook een stem.”
Vriendschap
Tijdens het programma Literaire Reizigers brengt de briefwisseling tussen Meltem Halaceli en Seray Şahiner een speciale intimiteit naar de oppervlakte. Het publiek wordt meegenomen in een met eerlijke woorden beschreven vriendschap tussen twee vrouwen die elkaar tien jaar geleden in Amsterdam ontmoetten en elkaar tijdens RMW weer voor het eerst in diezelfde stad treffen. Terugblikkend op hun eerste ontmoeting bekennen de schrijvers dat de vriendschap meer te betekenen had dan enkel uitgaan en lol maken: “Lieve Meltem, we maakten geen plezier voor de lol. Vrolijkheid is het dikste harnas dat een mens zich kan aanmeten. Het was een periode waarin we allebei een gebroken hart hadden, met onze vrolijkheid waren we als een medicijn voor elkaar.”
Het zijn kwetsbare, oprechte brieven die ook laten zien hoe een vriendschap zich tot iets nieuws kan ontwikkelen naarmate de tijd vordert en de politieke context in Turkije dwingt tot actie. Zo stelt Halaceli: “Onze vriendschap vieren we nu niet meer op de dansvloer, maar op het plein, met dezelfde intensiteit als tien jaar geleden.” Het activisme werd in de twee schrijvers aangewakkerd tijdens de Gezi protesten die ze beiden van binnenuit, maar in andere steden meemaakten; Şahiner in Istanbul en Halaceli in Antakya. Halaceli vertelt over hoe de vreedzame protesten al snel omsloegen door het politiegeweld:
“Op twitter zag ik steeds meer shockerende foto’s uit Istanbul voorbijkomen: een man die door een TOMA (watertank) werd aangevallen, een salto maakte en onbeweeglijk op de grond bleef liggen […] Ik hoorde het verhaal over een kind dat brood wilde halen en onderweg door de politie werd doodgeslagen. Ik leerde dat Ali Ismail Korkmaz uit een wijk kwam die maar een steenworp verder lag dan de onze.”
“Ik vroeg me af hoe het met jou ging, want ik kon je niet bereiken.”
Hier in Amsterdam overwint de dansvloer het toch nog even van de pleinen wanneer na afloop van het programma de dj begint te draaien. De twee vriendinnen dansen en lachen totdat er niemand anders meer op de dansvloer is. Het lijkt (en ik voel me een stiekeme bespieder door dit op te schrijven) ditmaal verdacht veel op plezier maken voor de lol, het onrecht de rug toekerend, met geheelde en versterkte harten, als twee vrouwen die samen het leven vieren.
Spiegelbeeld
Zoals ieder jaar sluit Read My World ook dit jaar groots af in de tuin. Om het kampvuur staat een grote groep mensen aandachtig te luisteren naar de performances van dichters, spoken-word artiesten en muzikanten. De host, Jennifer Muntslag, kan met haar aanstekelijke enthousiasme als geen ander de aandacht van het publiek erbij houden. Dat is knap, want ook onder de tent, iets verderop, is het gezellig en soms overstemt het geluid van gelach en gepraat de stemmen van de performers. Om niets van al het moois verloren te laten gaan besluit Muntslag naar het tuinhuisje te verplaatsen, waar de optredens met ondersteuning van versterkers kunnen worden voortgezet. Hier gebeurt iets bijzonders, want door de combinatie van artiesten, de diversiteit aan disciplines en het opgetogen publiek lijkt alles van de afgelopen drie dagen samen te komen. De oproep van Demir tijdens het openingsprogramma, “wees inclusief” is hier overbodig, omdat er geen ‘ander’ lijkt te zijn in de opstelling van artiesten en publiek.
Dit is het meest voelbaar tijdens het ontroerende optreden van verhalenverteller Sahand Sahebdivani. Hij vertelt het verhaal van hoe hij als kleine jongen uit Iran in Nederland terecht kwam, terwijl de eigenlijke eindbestemming van zijn ouders, die het Iraanse regime ontvluchtten, Canada was. Sahebdivani begint zijn verhaal in Amsterdam en werkt langzaam, en steeds verspringend naar andere periodes in zijn leven, toe naar het begin van zijn reis aan de Iraans Turkse grens. Daarbij herhaalt hij op verschillende momenten de zin: ‘Turks en Farsi, eigenlijk heel vergelijkbaar’. Door de ontwikkeling van het verhaal verbindt het publiek steeds een nieuwe betekenis aan deze woorden. En langzaam maar zeker ontstaat er naast de gedachte over de betekenis van wat hij vertelt ook een gevoel, dat misschien moeilijker enkel met woorden te bevatten is, maar wel in een lied, zo blijkt.
Sahebdivani is aangekomen bij het begin van zijn reis, waar hij te paard over de bergen tussen Iran en Turkije rijdt en zijn moeder ter geruststelling voor hem begint te zingen. Zachtjes klinkt de stem van Sahebdivani vanaf het podium, hij zingt het lied van zijn moeder. Zijn stem krijgt meer volume wanneer een deel van het publiek begint mee te zingen en het andere deel muisstil wordt. Waar het lied op zichzelf al landgrenzen overstijgt (het Azeri lied is zowel in Iran als Turkije bekend), weet Sahebdivan ook verschillen tussen mensen in het tuinhuisje te overstijgen. Iedereen lijkt door hetzelfde gevoel gegrepen. Karin Karakasli beschrijft dit moment treffend in haar column over het festival: “Ontroering verbindt […] en Sahand schiet recht in het hart.”
Terugdenkend aan de woorden van curator Evren tijdens het openingsprogramma (“ik hoop mezelf na dit festival anders te kunnen bekijken”) brengt dit moment nog iets mooiers teweeg dan een vernieuwd zelfbeeld. Want voor even lijken we met zijn allen op te gaan in het spiegelbeeld van het festival.
Tekst: Zola Can
Fotografie: Richard Tas