Elte Rauch: Weigerende wortels

Uitgesproken tijdens Roots! – Read My World 2023
Als je geen wortel schiet in de grond waar je woont, dan schiet je wortel in woorden.
Want je moet. Wil je je staande houden in een wereld die zich langzamerhand steeds meer ontwortelt, van waarheden, van werkelijkheid, van wonderen.
Ik heb het over gehechtheid. Ik heb het over je thuis voelen. Ik heb het over taal en gewoonte, over kleur en geur.
Waar liggen je wortels als je in je land niet wonen kan?
Mijn familie is sterk getekend door oorlog en het koloniale verleden. Het is een mix van blonde, bleekwitte, uit Den Haag afkomstige kolonialen die zich al voor de 17de eeuw in toenmalig Nederlands-Indië vestigden, en bruine, kleine, tengere half-, dubbel en blauwbloedjes, Javanen en Ambonezen. Maar ook zijn er takken in de familiestamboom te vinden die teruggaan naar joodse, Arabische, Italiaanse en vermoedelijk Duitse of Zwitserse. En heel ver terug, ergens Nederlandse.
Zelf woon ik op het water, schiet geen wortel in de twee landen waar ik me het meest verwant aan voel en waar niemand in mijn familie eigenlijk echt geworteld is: Engeland, Nederland.
Het is de literatuur die mij mijn wortels gaf. De talen waarin ik leerde spreken, zingen en schrijven. De talen die ik droom, dagdromen, nachtdromen, droomgedachten.
Aan de grens van België, in Zeeuws-Vlaanderen, groeide ik op. Op school klonk er Vlaams en Zeeuw-Vlaams dialect. In de zomer galmde het Duits je om de oren.
Maar Duits noch Nederlands sprak mij toen aan. Geen talen waarin ik wilde wonen. Geen talen waarin ik wilde wortelen.
Mijn ouders waren geen lezers, thuis in de kast stond een encyclopedie en sprookjesboeken, kunstboeken ook. Mijn vader bouwde dag en nacht aan ons huis aan de dijk en had een drukkerij aan huis. Ik groeide op met de geur van inkt en zeewind. In het dorp was er een bibliotheek. Het was er zo stil als in een klooster. Thuis was er altijd lawaai. De drukpers draaide vaak tot diep in de nacht door. In mijn bed luisterde ik naar het kabaal. Een ritme dat me vertrouwder is dan mijn eigen hartslag. Maar het was de stilte in de bieb die mij aan het lezen bracht.
Franse literatuur vormde mijn eerste literaire wortels. Sagan, Stendhal, Modiano en Camus boven aan de lijst. Ik was bevriend geraakt met mijn leraar Frans, we schreven elkaar, trokken er samen op uit, naar boekhandels in Gent, Brugge en Brussel. Hij kocht boeken voor me. Echte boeken. Voorwaarde was wel dat ik mijn Frans zou verbeteren en bevorderen. Dat lukte aardig. Tot zijn dood correspondeerden wij over literatuur. Echte brieven. Ik heb er duizenden, alle handgeschreven.
Dat ik schreef wist hij, verhaaltjes, gedichtjes, ze gingen altijd eerst naar hem toe. Ter beoordeling? Niet die van een leraar, maar die van een vriend.
Dat ik een uitgeverij begon zou hem ook niet verbaasd hebben. Al maakte hij dat nooit echt meer helemaal mee. Hij stierf enkele jaren geleden aan een beroerte. Hij kon geen woord meer uitspreken, schrijven, of lezen. Ontworteld in een wereld die woordeloos was geworden.
Zijn zoon is drukker. Hij drukt de boeken die ik uitgeef.
Woorden doorgeven door uit te geven.
Rond mijn achttiende verhuisde ik naar Engeland. En de Franse literatuur maakte drastisch plaats voor de Engelse. Ik moest wel, ik had wat in te halen. Op school had ik geen aandacht besteed aan een andere taal dan Nederlands of Frans.
Naarmate ik langer in Engeland woonde, raakten de andere talen ernstig op de achtergrond. Ik studeerde, droomde, schreef, las in het Engels.
Wat en waar was mijn taal? En waar mijn wortels? Die was ik aan het schieten in de groene heuvels.
In Engeland zijn ze gebleven. Al rukte ik me los, kwam ik weer terug, ging er weer heen. Ik blijf heen-en-weer gaan.
Want wat gebeurt er als je een tijdje in een ander land woont dan waar je geboren bent? Je verlangt naar je moerstaal. Eerst kwam ik terug naar de Nederlandse poëzie, misschien door nostalgie, misschien door heimwee. Vasalis (‘niet het snijden doet zo’n pijn, maar het afgesneden zijn’), Hans Andreus (‘En iemand zegt ik ben maar ben verzwegen’)
en Lodeizen (‘ga je met mij varen? de boot ligt klaar’), Jotie T’Hooft (‘Eenzaam liep ik langs de straten’) die ik als tiener verslonden had, kwam terug.
Ik engageerde me in het koloniale verleden en daarmee in mijn familie. Ik las veel over Indië. Ik las de puzzelstukjes van mijn weggewaaide wortels bij elkaar. Ik zocht naar mijzelf via de verhalen van anderen. In alles herkende ik iets, maar ook niets.
Las Couperus, Augusta de Wit. Ik sprak met Van Dis, en met Paula Gomes. Ik wilde dat ook: over mijn ouders en grootouders schrijven, maar het lukte me niet. Het zijn verhalen met gaten. Door de oorlog, door het feit dat ze losgerukt werden, niet in hun eigen land leefden. Bomen die nog niet zijn opgehakt tot brandhout, maar al zonder loof.
Ontworteld. Fragmenten. Het verleden wil verzoenen. Is daar de literatuur geen plek voor?
Er kwam een boek: Vormen van vrede. En een gedicht:
Kun je het zien in mijn gelaat
dat ik mijn oma’s ogen draag
Indische verre vlam en vraag?
En lokken van een Ambonese jood.
De huid die in de zon wil zijn
en donker wordt van al dat licht –
is het waar, dat oude pijn
herkenbaar is in mijn gezicht?
Generaties van verhalen
zwijgend, zingend, in zoveel talen
tussen wilde vaart en rede
vind ik in mij; vormen van vrede.
Sprookjes – waarmee ik opgroeide, zelfgeschreven en getekende, of zelfs in tekenfilm en poppenfilm, gemaakt door mijn vader – maakten plaats voor Keltische mythen, sagen en legenden. Koning Arthur en zijn ridders, de Welshe Mabinogion, wereldlessen en oeroude spreuken. Ik studeerde onder andere filosofie. Ik leerde Zarathustra niet in het Duits maar in het Engels kennen.
Kinderboeken, ik lees ze nog steeds. The Secret Garden, wel acht keer gelezen. Dat eigenwijze meisje, ontworteld kwam ze uit de Britse koloniën, eenzaam in een land waar ze heg nog steg kende, maar wel haar wortels had. Ze was er niet geboren, noch getogen.
Maar ze leerde de tuin kennen die ze haar wereld maakte en vriendschappen tot leven werden gewekt. De planten groeiden in de zachte Engelse bodem, die ook haar grond werd. Ik herkende haar! En zo was ik weer terug bij de Engelse letteren. De tuin van een taal, waar ik tegen beter weter in, mij het meest geworteld voel.
Zoals de dichter Daniel Kramb schrijft:
Yielding definition
to each side’s
shore:
But
hills are still
conceivable, here
Ik schiet geen wortel, want ik heb geen grond onder mijn voeten, maar water. Ik schrijf en lees over het water. Als ik vaar, tussen Engeland en Nederland.
Als ik terugkom en weer wegga.
Waar zijn mijn woeste wortels?
Waar ik lees en besta.
Waar ik schrijf en vaar.
Ik woon met mijn wortelloze woorden op het water.
Elte Rauch – Read My World, augustus september 2023