Festivalverslag 2020

Het is vrijdag 9 oktober. Buienradar laat de blauwe regenvlekken langzaam richting Amsterdam drijven, maar als ik rond 18.30 op de pont naar Noord sta is het nog droog. De vertrouwde banner aan het IJ kondigt net als de zeven jaar daarvoor het Read My World festival aan. Ik ken het festival goed, van 2013 tot 2017 was ik er intensief bij betrokken. Nu ben ik er als verslaglegger, in een jaar dat hoe dan ook anders is dan alle andere jaren en niet alleen door het coronavirus.

Tekst: Daphne de Heer  |  Fotografie: Jan Boeve

Voor het eerst in haar achtjarig bestaan heeft Read My World een heel continent, te weten Europa, als thema. De redenen hiervoor waren, ook buiten alle reisbeperkingen om, evident: Europa beweegt zich als kruiend ijs onder druk van zwaar oprukkende extreemrechtse bewegingen aan de ene kant en een toenemende migratiestroom aan de andere kant, en hoest onbegaanbare ijsschotsen op, zoals Brexit, homofobie, xenofobie, (verbaal, social media gelinkt) geweld, polarisatie en heimelijke of minder heimelijke dictatuur.

Het boek European Others van Fatima El Tayeb werd als  startpunt genomen van waaruit het denken over de thema’s van Read My World begon, of zoals het op de website van RMW staat: ‘dit boek onderzoekt de positie van de mensen aan de randen van de Europese steden, de mensen die door de gevestigde orde als ‘de Ander’ worden bestempeld. Het is op de onverwachte plekken waar deze zogenaamde ‘Others’ zich begeven dat er nieuwe verhalen en talen ontstaan, dat er sprake is van een nieuwe verbondenheid die landsgrenzen, etnische en religieuze grenzen overstijgt’.

Het thema van De Ander is natuurlijk een briljant uitgangspunt voor de zoektocht naar veranderende identiteiten in tijden van een verschuivende wereld. De twee (voorheen drie, maar door de coronamaatregelen is de traditionele openingsavond komen te vervallen) dagen die in de aanzwellende regen voor mij lagen ging ik in dat licht beschouwen: bestaat er voor mij, als mens, als Europeaan, als witte Nederlandse vrouw, als bezoeker van Read My World, een ander, en wat betekent die ander voor mij, of wat voor effect heeft ‘het andere’ op mij? En ook: hoe relatief is het begrip ‘de ander’?

Goed, dat was allemaal mooi filosofisch bedacht daar op de achtersteven van de blauwwitte IJ-schuiver, eerst moest ik maar eens zien of ik überhaupt veel anderen tegen zou komen: er was een bescheiden aantal routes op de vrijdagavond, met maximaal 30 personen per route die elkaar idealiter niet tegenkwamen.

Door het dringende mondkapjesadvies was de kans bovendien klein dat ik de ander zomaar zou herkennen of zien. Het was de andere hamvraag waarmee ik Amsterdam-Noord betrad: wat blijft er in coronatijden over van een festival dat mede draait om ontmoeting? Waarin de nagesprekken net zo belangrijk zijn als de podiumgesprekken? Waarin je uitwaaiert en samenkomt, en elk jaar met elkaar eindigt in de magie van de donkere tuin, oud papier verbrandend in de vuurkorven, starend in de vlammen met vreemden, met je beste steenkolen-Engels als voornaamste wapen?

Ontheemding, afstand en verwarring waren de eerste zaken die aan de andere kant van de IJ-oever in de Tolhuistuin op me lagen te wachten.

Vrijdag 9 oktober
Route D

Tuinhuis | Talk of the Town 1
Met: Sulaiman Addonia, Gary Younge en Seada Nourhussen (moderatie)

Home can be a place and that’s fine, but that’s not how it happened for me.

– Gary Younge in Talk of the Town 1

De eerste ander die ik tegenkom is een bekende. Schrijfster Roos van Rijswijk modereert deze avond het programma Writer’s Cafe, dat ik helaas moet missen omdat het in de A&B-route zit en ik de D-route loop. De eetzaal waar we ons naartoe begeven is klinisch ingericht met losse tafeltjes en hard blauw junkieproof licht, maar het eten en de mensen die ons daarvan voorzien zorgen voor een warmbloedige start van de avond.

Ik mag bij Roos aan tafel zitten, ‘als je je aerosolen maar wel bij je houdt.’ Ze vertelt dat ze een gesprek gaat leiden tussen Max Czollek,  een van de curatoren van het festival, een joods-Duitse dichter en denker, en de Turks-Duitse dichteres Lütfiye Güzel. Max Czollek zal zich dit festival presenteren als een eloquente allesdenker, die eindeloos onderhoudend over elk onderwerp in Europees-diasporisch-historisch verband weet te oreren, dus dat komt wel goed. Roos en ik wensen elkaar een goede wedstrijd en duiken onze routes in, nu nog zonder publieksbegeleider (en ook is het op deze vrijdagavond nog even zoeken naar medepubliek), maar gelukkig ken ik de weg naar het tuinhuis waar een tweede co-curator, Sulaiman Addonia,  onder leiding van Seada Nourhussen (bekend van onder meer OneWorld) in gesprek gaat met de door hem voor het festival geselecteerde journalist en schrijver Gary Younge, een grootheid in eigen land, en als ik hem hoor spreken begrijp ik waarom.

In het tuinhuis is het gezellig en warm, er zit een man of 25 publiek, een deel met mondkapje, netjes op anderhalve meter afstand van elkaar, er klinkt een opgewekt muziekje. Ik kijk rond en herken niemand.

Seada kondigt het programma helder aan, we zitten bij Talk of the Town 1, een programma met twee gasten Sulaiman Addonia, een Eritrees-Britse schrijver en Gary Younge die jarenlang een van de meest toonaangevende journalisten van The Guardian was en tegenwoordig als hoogleraar Sociologie aan de universiteit van Manchester en als zelfstandig schrijver en journalist werkzaam is. TotT 1 zal gaan over de invloed van hun diasporische bestaan op hun schrijverschap, en hun positie als buitenstaander, TotT 2 (na ons) zal dieper ingaan op hoe je als schrijver van kleur met een migratieachtergrond je eigen vrije stem en positie kunt ontwikkelen in een vijandige en onwelkome (westerse) samenleving. Seada, Sulaiman en Gary kennen elkaar van eerdere ontmoetingen in Brussel (waar Sulaiman tegenwoordig woont), en de sfeer is daardoor meteen open en vriendelijk.

De mannen introduceren elkaar, ze bewonderen elkaar, Sulaiman heeft zich door Gary, de enige prominente zwarte journalist bij The Guardian het Engels eigen weten te maken op een manier die hem spiegelde en een plek gaf als man van kleur, in Engeland aangekomen na een leven als vluchteling waarbij hij onderweg zijn vader heeft verloren. Gary op zijn beurt is in Engeland geboren en was vastbesloten te gaan schrijven, zijn stijl vindt Sulaiman poëtisch, beeldend. Het is ontroerend om te zien hoe de mannen elkaar bewonderen om wie ze zijn, en elkaar daarin herkennen: beide zijn buitenstaanders, vaak weggezet als ‘de ander’, maar beide wenden hun werk aan om de afstand tussen de mensen die hen apart zetten en henzelf te verkleinen. In hun werk maken ze ‘de ander’ tastbaar en zichtbaar, Gary in zijn journalistiek en onderwijs, Sulaiman door zijn romans: ‘I don’t know how I write. I get rid of taboos, I try to empty my mind. My characters are the most important. I killed my mother in my novels.’ Dat laatste herkent Gary meteen: zijn moeder is overleden, als ze dat niet was had hij over bepaalde onderwerpen veel moeilijker durven schrijven.

Luisterend naar Gary en Sulaiman realiseer ik me door hoeveel tegenwerkende krachten ze heen moeten om tot hun schrijverschap en tot een waarachtige uitingsvorm te komen. Hun achtergrond werpt taboes op, Engeland is een plek waar ze in eerste instantie onzichtbaar zijn, geen spiegels vinden, geen stem krijgen. Ze moeten eindeloos veel racisme, cynisme, intolerantie doorstaan om te kunnen excelleren met hun talenten, en zelfs als ze dan zoals Sulaiman eindelijk een agent vinden om hun werk aan te laten lezen, is deze geschokt. Een roman over een vluchteling waar masturbatie en seks in voorkomt, nee, dat is een stap te ver, dat is niet hoe ‘wij’ (in tegenstelling tot de ‘vreemde’ ander) vluchtelingenproza voor ons zien.

Seada vraagt aan Gary: ‘Is er voor jou, als iemand die oorspronkelijk niet uit Engeland komt en die de halve wereld heeft over gereisd, een plek die je beschouwt als de jouwe?’

Het zal niet de laatste keer zijn dat ik tijdens Read My World de geamuseerde maar ook gekwelde retirade hoor over die eeuwige sequentie ‘Waar kom je vandaan/Nee maar waar kom je écht vandaan/ Nee maar waar kom je ECHT vandaan?’, die ook Gary hier opgooit. Stevenage, Hitchin (plaatsjes in Engeland –DdH), eh….

Hij voelt dat hij Engels is, hij houdt van slecht eten, veel drinken, hij is meestal gereserveerd van aard, maar zijn thuis draait om een set of values, om mensen die hetzelfde in de wereld staan als hij, en die verbintenis voelde hij in Barbados en Trinidad meer. Home can be a place and that’s fine, there’s nothing wrong with that, but that’s not how it happened for me.

Is dat niet vanzelfsprekend het product van migratie? vraagt Seada. ‘Jawel, maar mijn broertje bijvoorbeeld woont in een klein dorpje in Ierland en wil daar sterven, hij voelt zich thuis tussen die mensen. Dus voor hem hangt het echt aan de plek waar hij woont.’

Tot slot gaat Sulaiman nog in op zijn schrijverschap en dat hij weet dat er mensen zijn die veel plezier en bevrediging halen uit het schrijven zelf, maar dat hij het een martelgang vindt. ‘Als ik schrijf val ik zo’n 9,10 kilo af.’

‘Show me how!’ roept Gary die zichzelf zeer waarschijnlijk gekweld ziet door een English junkfood-postuur.

Terwijl de regen zijn beloofde buien op het platte dak boven ons laat storten, vertelt de stagemanager dat de volgende groep onderweg is en dat we snel moeten afronden. Ik schud mijn stijve hand los en trek mijn regenjas aan, op weg naar de Tuinzaal waar het tweede en laatste programma van mijn route zal plaatsvinden.

 

Tuinzaal | Tongues
Met: Shishani Vranckx, Onias Landveld en Farnoosh Farnia

This is not a attack, this is history.

– Onias Landveld

Waar Talk of the Town verbaal reflecteerde op buitenstaanderschap, afkomst, aankomst en diaspora, laat Tongues door middel van verhalen en muziek de meertaligheid van een meerduidige identiteit horen. Wat betekent taal voor je als je meerdere moedertalen ontwikkelt? Hoe druk je je uit, welke positie geeft het je, welke woorden hebben welke betekenis voor je, wanneer voel je je thuis in een taal?

Tongues opent met een korte inleiding van Shishani Vranckx, muzikante met een Namibisch-Vlaamse achtergrond, opgegroeid in Groningen, en opgeleid tot antropologe en musicologe in Amsterdam. Ik kende haar nog niet, maar zoals ik wel vaker heb meegemaakt op Read My World, ben ik licht verongelijkt dat niemand dit geheim eerder met me heeft gedeeld. Ik word compleet overdonderd door haar muzikale zeggingskracht. Ze zingt in meerdere talen, en het maakt niet uit wat ze zingt, de taal in combinatie met de woorden denderen je hart binnen. Ze begeleidt zichzelf op gitaar, spaarzaam en effectief aangevuld door Chrissie Quast. Nadat de laatste klanken zijn uitgestorven betreedt Onias Landveld het podium. Zijn krachtige verschijning brengt een geladen energie met zich mee die versterkt wordt door de ingetogen wijze waarop hij het verhaal van zijn voorvaderen, de tot slaaf gemaakten, afkomstig uit twee verschillende marronculturen vertelt. Hij geeft een stem aan de moed van die voorvaderen, aan het leed dat slavernij teweeg heeft gebracht en dat nog altijd resoneert in de nakomelingen. ‘Als we ons verleden vergeten, vergeten we een deel van onze identiteit.’

De teksten en muziek van de drie artiesten worden fraai met elkaar versneden: na het nog niet afgemaakte verhaal van Onias komt Farnoosh Farnia het podium op. Ze brengt ons met verwijzingen naar The Legend of Zelda, ‘Dancing on the Ceiling’ en ‘Holiday Rap’ terug naar 15 augustus 1986, de dag waarop ze vanuit Iran in Amsterdam aankwam. Onbedoeld, ze zou eigenlijk met haar familie naar Los Angeles doorreizen. Maar haar vader, piloot, kreeg iets ingefluisterd van een collega – wat, daar komen we niet achter –ze stappen uit op Schiphol tijdens een tussenlanding, en blijven. Ze worden door een grote zwarte man, ‘groter dan ze ooit gezien heeft’ naar de Bijlmer gebracht, en blijven daar, verwonderd door de Nederlandse cultuur en de vrijheid die hier heerst.

Shishani pakt het verhaal weer op met een prachtig lied en zingt door terwijl Farnoosh verder vertelt: hoe ze drie moedertalen ontwikkelde en al op haar achtste vertaler werd: haar oma was vanaf dag 1 verslaafd aan The Bold & The Beautiful, maar verstond er niks van, dus moest Farnoosh elke dag de ontwikkelingen tussen Ridge, Brooke, Taylor en Thorne vertalen. ‘Ik was een van de weinige kinderen van 8 die termen als overspel en scheiding al in drie talen kende.’  Drie talen: Nederlands is de taal met de langste tong, Engels gebruikt ze voor storytelling, het Farsi voelt Farnoosh in her gut. We krijgen een filmpje te zien, Barbaric Alfabets, en dan gaat Onias verder met zijn verhaal, langzaam werkt hij toe naar de catharsis van het verhaal van zijn voorouders waarin hij bezwerend zijn volledige naam veelvuldig noemt: ‘Het bewijs van de onnatuurlijke manier waarop mijn voorvaderen elkaar gevonden hebben.’ Onias drukt ons op het hart de zwarte pagina’s niet weg te schuiven. ‘This is not a attack, this is history.’

Ten slotte vertelt Shishani iets over de rol van meertaligheid in haar leven: hoe ze geboren werd in Namibië, waar het Zuid-Afrikaans tot haar doorkwam, de taal van de onderdrukker waar ze zich niet mee verbonden voelde. In Amsterdam zette ze zich af tegen het Nederlands, voor haar een echo van de taal van de onderdrukker. Tot ze zich op een dag afvroeg: waar zet ik me nou tegen af? en een nummer vond dat haar tijdens een dwalende nacht verzoende met het Nederland en waar ze zich thuis bij voelde. ‘Ik zeg niet welk nummer het is, maar jullie mogen meezingen als je het herkent.’ De intimiteit van het moment, de intimiteit van het weinige publiek dat aanwezig mag zijn staat het echte inhaken wellicht in de weg, maar toch wiebel ik onwillekeurig mee wanneer ze een fragiele versie van ‘Aan de Amsterdamse grachten’ inzet.

Zoals het ook niet raadzaam is om met een volle buik te gaan slapen, is het ook tamelijk onheilzaam om met een hoofd vol verhalen en indrukken meteen de kou en de regen in te moeten, maar dit is in coronatijd wel hoe het is.  Om 22.05 sta ik in de stromende regen op de pont, en voel me vervreemd en eenzaam. Op een festival als Read My World draait alles om het leggen van contacten, met het publiek, met de artiesten, met de curatoren, om samen verder te praten over wat je gehoord hebt, je mening te ventileren, te lachen, drinken en roddelen. Zonder deze verbinding met de mensen om je heen blijft de ander wel heel erg de ander en ik wel heel erg alleen mezelf.

Zaterdag 10 oktober
Route F

De zaterdag biedt nieuwe kansen. Het programma begint al om 14.30 uur, en er zijn veel meer routes, en dat betekent dat er ergens verspreid door de Tolhuistuin ook veel meer mensen zullen zijn, én dus meer tijd om met elkaar, mondgekapt, na te praten.

Het is droog als ik, vol goede moed, de oever van Noord betreed en een aanmerkelijk levendigere sfeer aantref dan de dag ervoor. Vanwege de relatieve drukte krijgt elke route een groepsbegeleider, de mijne heet Suze, ze draagt een overall en heeft een soort stok met een soort vlag met een soort F erop, zodat we haar in de niet-aanwezige mensenmassa kunnen vinden. Vooralsnog ben ik tegen half drie de enige die zich bij haar meldt in de foyer, Read My World-bezoekers zijn doorgaans niet zulke groepsdieren weet ik uit ervaring.

 

Grote zaal | Gentrified Stories
Met: Massih Hutak (Noord), Esra Seval Dede (Oost), Tofik Dibi (Nieuw-West), Simone Zeefuik (Zuidoost) en Max Czollek (Berlijn). Moderatie: Bahram Sadeghi

Gentrificatie is geen natuurwet. Prijzen stijgen niet, prijzen worden opgedreven.

– Massih Hutak

Er waren in totaal vier co-curatoren aangesteld voor deze editie van Read My World, waarvan er uiteindelijk drie rondlopen op het festival: Sulaiman Addonia, Max Czollek en Donatella Della Ratta. De vierde, Rokhaya Diallo, kon wegens corona helaas niet komen. Oorspronkelijk stond ze ook voor dit programma ingedeeld, maar dat zou gezien de rijkdom van sprekers bijna te veel zijn geweest. De opzet is even eenvoudig als doeltreffend: vier schrijvers uit vier Amsterdamse stadsdelen delen hun verhalen en visie op de gentrificatie in de zogenaamde ‘wijken’. Ik zit vanaf de eerste spreker, Massih Hutak, met gespitste oren te luisteren, het is zo’n ongelooflijk urgent thema, dat hier op deze middag ook nog eens ongelooflijk scherp wordt aangesneden. Ik luister en huiver, zoals ik eerder al deed bij het boek Van wie is de stad van Floor Milikowski.

Massih over Noord: ‘We hebben het vaak over het de-koloniseren van ons taalgebruik, wat goed is. Ik pleit voor het de-gentrificeren van ons taalgebruik. Woorden als pontje, en gastjes, wijksafari, “ontdek Noord’” zijn schadelijk.’ Hij snijdt keihard door ons neokapitalistische defaitisme heen:

Nu we het nieuwe decennium zijn ingegaan, is de belangrijkste vraag: hoe richten wij onze steden in? Door het idee van onvoorwaardelijke groei los te laten en het idee te omarmen van inclusie en duurzaamheid. De eindgebruikers van buurten moeten worden betrokken bij de inrichting van hun buurt. Ze moeten een betekenisvolle plek krijgen aan de tafels waar deze besluiten plaatsvinden, inclusief inspraak en inzage in plannen en begrotingen. Sterker nog, de tafels moeten opnieuw worden gebouwd, ditmaal door bewoners zelf. En waar kunnen we beter beginnen met deze wederopbouw van onze steden dan in deze hubs en broedplaatsen? Breek ze weer open, maak ze weer publiek en bovenal: geef ze terug aan de bewoners die in deze buurten wonen en werken.

Gentrificatie is geen natuurwet. Prijzen stijgen niet, prijzen worden opgedreven.’

Alle sprekers tonen hun woede, ook in de door Jeremy Flohr speciaal voor RWM gemaakte korte film Bricks don’t define me, waarin bewoners en nieuwe bewoners uit gegentrificeerde wijken aan het woord komen. Chris Keulemans wijst in de beginscène naar het Van der Pekplein met zijn rode luifels en stelt: ‘Die luifels zeggen tegen de oorspronkelijke bewoners: hier moet je niet zijn, want hier kost de koffie drie euro. En je kunt hier nergens zitten zonder te consumeren.’

Tofik Dibi: ‘Het is alsof koopkrachtige en hoogopgeleide mensen, excusez les mots, honing aan hun derrière hebben. Of zoals stadsgeograaf Cody Hochstenbach scherp schreef: Pas als zij ergens komen wonen, wordt een buurt opgeknapt.’

Simone Zeefuik: ‘Zijn stadsdelen of buurten die worden bestempeld als ‘probleemwijken’ ooit opgeknapt vanuit een filosofie die de huidige bewoners centraal en als prioriteit stelt?’

Nadat alle columns zijn uitgesproken gaat Bahram Sadeghi in gesprek met de in Berlijn woonachtige Max Czollek. Ik moet denken aan de dichtregels van Paul van Ostaijen: ‘Zijn alle steden zo? Zo zijn zij alle.’ Want ja, Kopenhagen lijkt op Amsterdam, bijna alle West-Europese steden lijken qua gentrificatie op elkaar. In Berlijn zijn ze wel bezig de kapitalistische prijsopdrijving, die daar vooral van buitenaf is ingezet, tegen te gaan door de huren te bevriezen en huizen te onteigenen (de nachtmerrie van iedere liberaal). In Nederland krijgen we Ollongren maar niet zo ver, al is het eigenlijk de gemeente Amsterdam die hier in moet grijpen, maar zelfs met het linkste college ooit lijkt het niet te lukken. Bahram vraagt aan Max of er nog licht aan het eind van de tunnel is. Max: ‘Ik weet het niet. Een vriendin van mij pleitte er onlangs in een opiniestuk voor dat de KdW (Berlijnse Bijenkorf) voor iedereen gesloten moet worden, maar of dat een opsteker is?’

Na afloop vraagt een bekende ander aan me: ‘Zie jij jezelf als een gentrifier?’ Ik moet hier even over nadenken. Aan de ene kant ben ik iemand met een koophuis in Bos en Lommer (maar wel al sinds 1997 toen gentrification nog een term uit de jaren tachtig was), maar aan de andere kant ben ik ook creatieve arbeidersklasse en bezet ik geen oude schoolgebouwen of andere publieke ruimte die, zoals Massih terecht zei, weer terug zou moeten naar de oude bewoners. Ik hang er denk ik ergens tussenin, maar dat komt wellicht ook weer door mijn leeftijd (boomerbaby). Ik denk soms wel dat er in huizenbezit en huur sowieso al zo’n (financiële) ongelijkheid zit, dat het niet eens uitmaakt of ik wel niet zit te gentrifiën. ‘’Dat is dan in elk geval al je pensioen,’ zegt de ander. Ik haal een kop koffie en bedenk dat er misschien een systeem bedacht moet worden waarbij mensen met een enorme overwaarde op hun huis hun overwaarde kunnen ‘lenen’ aan mensen die nu geen huis kunnen kopen, dan kun je nog iets terugdoen met je totaal willekeurig vergaarde kapitaal. Maandag Ollongren mailen.


Podcastruimte | Mail Art

Het is inderdaad een stuk drukker op zaterdag, en dat komt de algehele sfeer zonder meer ten goede. Maar het maakt ook iets anders veel voelbaarder: onze beperkte bewegingsvrijheid. Na het eerste programma kon ik nauwelijks een plek vinden waar ik mocht zitten: ik mocht geen andere groepen kruisen, ik mocht niet bewegen als ik eenmaal ergens zat en ik mocht überhaupt pas bewegen als mijn groepsleider dat zei. En dit zijn dan nog maar minieme beperkingen van bewegingsvrijheid (een zogenaamd ‘Kun-je-nagaan-momentje’), die bij mij echter al meteen al onvoorziene buien van opstandigheid teweegbrachten. Die activistische modus kwam goed van pas bij het volgende programmaonderdeel in Route F: de workshop Mail Art, in de zogenaamde Podcastruimte links van de ingang van de Tolhuistuin (er was dit jaar erg veel aandacht besteed aan de inrichting van alle ruimtes, waarschijnlijk omdat we zo weinig collectieve ruimte hadden om ons comfortabel in te voelen). Onder leiding van Hackers & Designers, een Nederlands-Duits collectief dat zich sinds 2013 op intersectionele basis met design bezighoudt. Dingen maken en doen! In alle eerlijkheid: ik ben een totale non-knutselaar, maar ik vind het wel een enorm waardevolle toevoeging aan een festival dat je er ook dingen kunt doen.

Het voelt bij de introductie van wat Mail Art is meteen al lekker underground: een ‘countermovement against gallery’s’. Kunstenaars wilden hun kunst juist kleinschalig verspreiden zonder tussenkomst van kunstbobo’s, en gebruikten daarbij het concept van post verzenden en ontvangen als uitgangspunt. In het meest conceptuele geval hield dat in dat de postbode een kaart kreeg met verschillende adressen op voor- en achterkant en zelf maar moest zien waar-ie hem heenstuurde (dit kunstwerk hangt trouwens in het Moma).

Maar wat gingen wij doen? Voor ons lag een mapje met een paar vellen gekleurd papier, een schaar, een lijmstift en wat gewone stiften. Godzijdank hoefden we niet te origami’en, we kregen de opdracht om een klachtenbrief aan het internet te sturen: What can internet not do? was hierbij de centrale vraag. Of we dit al tekenend of schrijvend gingen beantwoorden mochten we zelf weten. We kregen tien minuten, daarna deelden we onze klachten (vanwege de privacy deel ik die hier niet), en stelden vervolgens gezamenlijk een protocol op over de verzendwijze. (‘Stop deze brief na lezing in de brievenbus van je buurman’), daarna moesten we een adres bedenken waar we hem heen wilden sturen, mét protocol in de envelop en ons werd heilig beloofd dat de brief verstuurd zou worden (ik adresseerde hem natuurlijk aan mezelf, maar heb tot op heden niks ontvangen, dat krijg je ervan als je het internet tegen je opzet).

 

Tuinhuis | Roots (ontsnappingsroute)
Met: Joy Wielkens, Nisrine Mbarki, Asha Karami. Moderatie: Nancy Jouwe

Alleen als ik droom en als ik schrijf, voel ik me heel.

– Nisrine Mbarki

Ondanks onze strijd voor vrijheid werden we een kwartier vastgehouden in de podcastruimte. Uit mijn ooghoek zag ik F. ontsnappen. Zij wel. Op de groepsapp die we als Groep E/F hadden las ik dat het volgende programma, The Other, was uitgevallen en we nu een muziekoptreden van Geo Wyeth kregen. Ik besloot de groep van me af te schudden en stiekem naar het Tuinhuis te gaan, waar Roots geprogrammeerd stond, ondertussen een RMW-classic met een onuitputtelijk prachtig uitgangspunt: Op welke manier hebben je ervaringen als lezer het schrijven beïnvloed? Welke verhalen drukten een stempel op hun kunstenaarschap en waarom?

Nisrine Mbarki opent het programma met een persoonlijk en intiem verhaal over haar verscheurde jeugd in Nederland en Marokko, en al luisterend hoor ik hoe het grotere verhaal van Read My World zich in de volle breedte begint te ontvouwen. Ik leer voelen wat ontheemding is, wat het is om ‘die ander’ te zijn. En dat je dat nooit bent omdat je ervoor kiest ‘anders’ te zijn, dat je tot ‘een ander’ gemaakt wordt. En dat de werkelijke tragiek van dit ongewilde buitenstaanderschap is dat hij voortkomt uit een meerlagigheid; een dieper besef van de veelvormigheid van de wereld, van de mens, van de taal, van de omgang tussen mensen. Of zoals het Nisrine het verwoordt:

‘Tenslotte moest ik het gebergte, de Atlantische oceaan en de immense ruimte die ik gewend was vervangen door een klein huis, een school in een nieuw klooster, door één soort mensen die maar één eenvoudige taal spraken, kortom door een te kleine, te platte en te concrete werkelijkheid. Ik moest overleven in een wereld waarin ik ooit geboren was maar die ik was ontgroeid. Door het lezen onttrok ik mij daaruit en vond ik die wereld tegelijk terug.’

Zelden hoorde ik helderder verwoord waarom lezen een mensenreddende activiteit is:

 ‘De talen die ik leerde zijn mijn werkelijkheid. Zonder die talen ben ik geen geheel, loop ik mank, mis ik mezelf. Iedere taal op zich is een wereld, een geschiedenis, herinneringen, geuren en klanken die samen een vrouw vormen, mij vormen. Alleen als ik droom en als ik schrijf, voel ik me heel.’

Ik heb deze woorden amper verwerkt of wordt alweer tegen de grond geworsteld door het verhaal van Joy Wielkens, die, Onias’ woorden ‘This is not a attack, this is history’ indachtig, uiteenzet hoe zij op de school geen enkele representatie vond van haar geschiedenis, haar vrouw-zijn, haar zwart zijn en hoe ze in 6 vwo een boekwerk van meer dan 80 pagina’s schreef over de onderdrukking van de zwarte vrouw in Amerikaanse literatuur. Joys verhaal geeft een schitterende kleur aan het soms als intimiderend ervaren BLM. Als je wilt weten waar BLM over gaat, moet je niet bang zijn, maar luisteren. En liever nog lezen. In de woorden van Joy:

Ik lees omdat ik mezelf en de wereld om me heen wil begrijpen. Ik wil fantaseren, geraakt worden door levens of simpelweg de kracht van woorden.
Belangrijk daarin is, dat ik, in al mijn gelaagdheid, trauma, complexiteit, liefde voor het leven en seksualiteit, een plek heb binnen die wereld van boeken, verhalen en schrijvers.
Er is heel veel dat daaraan geraakt, alleen zal ik vaak net even iets verder moeten zoeken, want het zal niet standaard in de etalage van de boekwinkel liggen, op een blauwe maandag in juni 2020 na.

Er resoneert intussen nogal wat in mijn diepste binnenste, de verhalen van Nisrine en Joy verzachten me en geven me, meer dan ik zomaar out of the blue in mijn eentje op bank kan voelen, een dieper inzicht in de vergissing die het begrip ‘De ander’ eigenlijk is. Voor het moment voel ik helemaal geen anders-zijn meer.

De impressionistische indringende tekst van Asha Karami die volgt komt dan ook helemaal binnen, ze verbindt op poëtische wijze citaten, een briefwisseling tussen Neru en zijn dochter Indira en haar eigen verhaal als opgroeiende puber met leeshonger, maar zonder voedende boeken:

Jaren 90 Bijlmer, Nederland
een dronken man, kleine kinderen, een nieuwe taal, hormonen.
op de middelbare school kon ik de gezichten van anderen niet goed herkennen, ik wist niet dat ik een bril nodig had.
Onder de trappen van de Pieter Nieuwland college zat ik vaak alleen boeken te lezen tot de pauze voorbij was.
Ook al las ik zoveel, niets was van de boekenlijst Nederlands, ik viel  door de mand bij mijn mondeling en kreeg ik een 4.

Het nagesprek met Nancy Jouwe moet ik grotendeels missen omdat mijn route zich alweer dringend vervolgt, maar ik krijg nog net mee hoe er een ontroerend gesprek ontstaat tussen Nisrine en Nancy, waarbij de eerste met tranen in haar ogen vertelt hoe ze dit verhaal over haar jeugd nu pas voor het eerst deelt. Gelukkig kan ik een mondkapje opdoen om mijn eigen emoties te verbergen (Big girls don’t cry – only all the time).


Grote Zaal | Zus & Zo (uitsmijter)
Met o.a. Babs Gons, Gloria Wekker, Cheyenne Toney, Pelumi Adejumo, Olave Nduwanje, Shishani Vranckx & Karima el Fillali.

Mijn laatste programma van Route F was eigenlijk The Discomfort Zone – ondertussen ook al jaren een beproefd concept op RMW – waarin dichters een eigen gedicht en een gedicht van een dichter uit een andere tijd, of van een ander continent meenemen en zo de verschillen en raakvlakken poëtisch tegen elkaar aan laten schurken. Maar dit programma is buiten en het is te koud voor mijn constitutie dus duik ik, net op tijd, want de grote zaal zit al bijna ‘vol’, Zus & Zo in, een fijne afsluiter van een veelbewogen festival, met voordrachten over Sisterhood, en de veelvormigheid van het vrouw-zijn. Ik ga boven op het balkon zitten en laat de prachtige voordrachten en muziek als een warme deken over me heen vallen.

Na een wat valse start op vrijdag heb ik zaterdag juist een dag vol verbinding, inzichten en contact meegemaakt. Mijn bewondering voor de organisatie (en ik weet waar ik het over heb als ik het over de organisatie heb) is zeer groot: alles was goed geregeld, de coronaregels werden strikt nageleefd, terwijl er, zeker op de zaterdag, toch alle mogelijkheid was in kleine groepen elkaar te ontmoeten om (met mondkap) te praten over wat we meegemaakt hadden. Als ik om me heen keek zag ik veel bekenden, veel onbekenden, veel supporters van de sprekers, maar ook duo’s die het festival samen beleefden, en eenlingen die voor de verhalen kwamen. Het was als elk jaar weer een bonte verzameling mensen, maar meer dan ooit voelde het als een eenheid, waarin ‘de ander’ langzaam maar zeker vervaagde en, ten slotte, volledig oploste in de warmte van de woorden van alle optredende schrijvers en artiesten. Het was een memorabele editie en echt, daar had corona weinig mee te maken.

Daphne de Heer