Brief uit Haifa
Tekst: Asmaa Azaizeh
Illustratie: Adam Zuabi
Asmaa Azaizeh (1985) studeerde Engelse literatuur en journalistiek aan de universiteit van Haifa. Ze is dichter, essayist en cultureel manager. Haar bundel Liwa verscheen in 2011, vier jaar later publiceerde ze As The Woman From Lod Bore Me (2015) en in 2019 de Arabische editie van Geloof me niet als ik vertel over de oorlog (in Nederlandse vertaling verschenen bij Uitgeverij Jurgen Maas). Haar poëzie is onder andere vertaald naar het Nederlands, Engels, Duits, Italiaans, Spaans, Zweeds, Hebreeuws en Perzisch. Azaizeh was een van de curatoren van Read My World in 2013.
Adam Zuabi is filmmaker en schilder. Hij was de eigenaar van Kazoo Creative, een Londense design- en animatiestudio. Adam heeft de covers van de Nederlandse en Zweedse editie van Asmaa Azaizehs laatste bundel ontworpen. Hij werkt momenteel aan een documentaire.
De appel van terugkeer
Wetenschap wijst uit dat de mens een hoog gehalte van aanpassing kent. Maar de mens bewijst dat hij een hoge mate van angst voor verandering kent. Het verhaal van de eerst gegeten appel heeft ons zeker onvolledig bereikt. Wie weet hoelang die twee gediscussieerd hebben en hoe vaak ze hun hoofden braken voordat ze de appel opaten. Misschien hadden ze spijt, maar niemand heeft deze eerste spijt vastgelegd noch het verlangen naar het paradijs dat ze zich enkel levendig hoefden in te beelden om werkelijk terug te keren. Maar dit verlangen heeft mij erfelijk bereikt.
Vandaag laat de eenjarige herdenking van de dood van mijn vader zich even zien en verdwijnt. Wat betekent één jaar voor de dood? Ziet hij verschil tussen de Islamitische, Joodse of Christelijke jaartelling? Straft de tijd hem het zoals scholen ons straffen? Wat voegen zij toe, die vijf dagen extra, aan hun driehonderdzestig zusjes behalve nog meer nutteloosheid, wat voegen ze toe aan de hechtingen die de directeur van mijn school, in de dunne huid van mijn verdriet plantte. Ondeugende dagen werden gestraft door op één been in de hoek te moeten staat en zo springend de school te verlaten zonder terug te keren. Saaie wetenschappers spreken over de afname van de vreselijke rouwverschijnselen binnen een tijd van negen maanden. Er zijn negen, tien, twaalf maanden voorbij. Het heeft geen zin. Zeg, vijf dagen, mijn toekomst is een belofte in je handen. Zeg, vijf dagen, de tijd staat aan jullie kant en mijn welzijn is een gijzelaar in jullie handen. Ik heb mijn vader zo vaak geroepen dat ik hees werd. Een ambulancebroeder riep zijn hart, trok het uit zijn borstkas, schreeuwde in zijn gezicht, berispte hem en schudde zijn borstkas. Het heeft geen zin. Zeg dagen, neem mij mee in je ontsnapping aan de vervloekte school van de tijd. Laat me zien hoe deze dag is: 24 april 2019.
“De zwaluw die ik op mijn pols grootbracht en die terugkwam op de begrafenis van mijn vader, klopt nu op mijn raam, hij draagt het gezicht van mijn vader.”
De zwaluw die ik op mijn pols grootbracht en die terugkwam op de begrafenis van mijn vader, klopt nu op mijn raam, hij draagt het gezicht van mijn vader. De lentewolken zijn als broodkruimels, ze verzamelen zich voor mij als een rij soldaten om mij te overtuigen dat zij dezelfde wolken zijn. Dat de tijd hen niet heeft veranderd, ook de hemel is niet veranderd noch het gefluit van de mus noch de minaret noch de noorderpoort waar de wind uit vlucht in onze nacht. Ik sommeer de granaatappelboom dat hij een granaatappelboom blijft. Ik sommeer de cactus die aan de Mexicaanse griep stierf dat hij zijn genezing eist alsof hij vruchten af zal werpen.
Het vocht en het stof maken ruimte voor zijn geur die danst rondom zijn jas achter de deur. De ogen van Verona, de arts, hebben nog steeds de kleur van de zee. Ze zijn niet besmet door de lijken op de spoedeisend hulp in het Al Afula ziekenhuis en ook niet door het verlangen naar Rusland. Ze glimmen nog steeds en er rinkelt een zachte stem binnenin: hij is gestorven. Sheikh Youssef, in eigen persoon, in zijn geruite pyjama en zijn gekaderde leven, neemt zijn slaap mee naar de moskee, hij buigt zich over de microfoon en zegt:
‘En voorwaar, wij hebben de mens uit een extract van klei geschapen, toen maakten wij hem tot een druppel en brachten hem onder in een veilig onderkomen. Toen vormden wij de druppel tot een bloedklonter, daarna maakten wij van de klonter een kleine vleesklomp, waarna wij die kleine vleesklomp voorzagen van beenderen, vervolgens bekleedden wij die beenderen met vlees en later brachten wij hem voort als een andere schepping.’
Ik vond een bijzonder wezen in de binnenplaats van het huis. Ik stond in dirigentenpak voor hem en tilde mijn hand op. Kom, laten we zingen voor mijn vader, zinnen in tegenwoordige tijd, werkwoorden in tegenwoordige tijd, lachen in tegenwoordige tijd. Iedereen die een fout begaat en zegt: ‘arme stakker, hij hield zo van lachen’, zal verbannen worden uit het paradijs van gezang. En nu allemaal lachen, beantwoord zijn lach met gelach dat de hemel doet rinkelen. Nu. Daarna zingen jullie: ‘wij huilen om niemand, wij vrezen onze eigen dood, wij keren liever terug tot stof dan dat iemand ons vlees in een koeling stopt.’ Ik ging naar buiten en vond een bijzonder gesmolten wezen, één hoopje aarde.
“Daarna zingen jullie: ‘wij huilen om niemand, wij vrezen onze eigen dood, wij keren liever terug tot stof dan dat iemand ons vlees in een koeling stopt.”
Wij zijn stakkers, wij die gesmolten zijn. Wij die verbannen zijn uit het paradijs van gezang omdat één van hen het giftige terugkeerplantje in onze borst plantte. Wij zijn de zaden van de terugkeer, de ophopingen, het gekauw daarop dat probeert te vluchten uit de school van de tijd. Ook al spreken ze over kosmische revoluties en fundamentele veranderingen, onze harten keren zich niet tegen, onze hersenen verplaatsen zich niet, ons verlangen naar de dingen begint voordat de dingen verleden tijd zijn. De enige die de school kan ontvluchten is de directeur. De tijd tikt met en zonder het virus, met en zonder de dood van mijn vader, met jullie en zonder jullie.
Zelfs het schrijven, dit schrijven, ieder schrijven, is een vorm van terugkeer. We schrijven ondanks de wetenschap dat het een ingebeelde terugkeer is, dat het geen terugkeer is naar iets. Binnen een paar uur was mijn vader in zijn graf en vlogen de werkwoorden in verleden tijd boven ons hoofd en daalden ze neer op elektriciteitsdraden. En ja, er was veel zaad, heel veel. Maar in de baarmoeders van de vrouwen in de rouwstoet, er waren geen zangers en niemand lachte. En ik, ik heb de smaak van de appel nog steeds in mijn mond, ik zie en ik hoor ze nu.
Asmaa Azaizeh
Vertaling: Nisrine Mbarki
-
Brief 1 uit New Orleans
Maurice Ruffin > -
Brief 2 uit Haifa
Asmaa Azaizeh > -
Brief 3 uit Parijs
Rokhaya Diallo > -
Brief 4 uit Paramaribo
Sharda Ganga > -
Brief 5 uit Maleisië
Bernice Chauly > -
Brief 6 uit Berlijn
Max Czollek > -
Brief 7 uit Rome
Donatella Della Ratta > -
Brief 8 uit Brussel
Sulaiman Addonia > -
Brief 9 uit Istanbul
Süreyyya Evren > -
Brief 10 uit New York
Vladimir Lucien >