Brief 4: Marjolijn van Heemstra
Lieve Lonely Hearts,
Ik schrijf deze brief aan het einde van een jaar waarin veel van ons eenzamer waren dan ooit. Alle hoop is gevestigd op ’21 maar voorlopig brengt het ons een herhaling van saaie, bleke dagen. Ik weet niet hoe het weer bij jullie is, hier regent het voortdurend; het is grijs en te warm voor de winter. Uit onderzoek bleek vorig jaar dat januari voor mensen op het Westelijk halfrond de eenzaamste maand is, de beste maand dus voor een ouderwetse brief.
In de middeleeuwen, las ik laatst, had het woord eenzaamheid betrekking op het gevaar dat je liep als je te ver van de bewoonde wereld afdwaalde. De wildernis was wetteloos, daar kon je van alles overkomen. Lonely betekende overgeleverd zijn aan de grote, boze buitenwereld. En de oplossing was simpel: terug naar de mensen met hun licht en hun beschaving.
Inmiddels zijn de mensen (met hun licht en hun beschaving) zo goed als overal aanwezig. Om af te dwalen moet je hard je best doen. De eenzaamheid is gebleven maar de betekenis maakte rechtsomkeert: van buiten naar binnen. De wildernis sloop ons hoofd in. Wie vandaag lonely is, is overgeleverd aan de grote, boze binnenwereld. Maar misschien dat precies die binnenwereld ook een mogelijkheid biedt om de eenzaamheid te lijf te gaan.
Vorig jaar was ik op bezoek in een laboratorium in Barcelona waar onderzoekers werken aan een klein ecosysteem waarmee de mens kan overleven tijdens een lange ruimtereis, bijvoorbeeld naar Mars. Ik bekeek de tomaten, kroppen sla en de glinsterende algen die onze koolstofdioxide en ons organische afval kunnen omzetten in zuurstof en voedsel.
Op aarde is het makkelijk onszelf te zien als onafhankelijke wezens. Wie naar Mars wil, wordt met de neus op de feiten gedrukt. We kunnen daar niet heen zonder een deel van onze omgeving mee te nemen. De heenreis alleen al duurt minstens acht maanden, wie de aarde voor zo’n lange tijd wil verlaten kan maar beter zelfvoorzienend zijn. En dan blijken algen, sla en tomatenplanten plotseling even noodzakelijk als een kloppend hart.
We zijn afhankelijker dan we denken, op duizenden manieren verweven met andere levensvormen.
Kun je troost vinden in een alg of een krop sla? Die vraag houdt me al een tijdje bezig. Misschien zit de troost vooral in het besef dat de grenzen van een mens diffuser zijn dan we denken.
I love the fact that human genomes can be found in only about ten percent of all the cells that occupy the mundane space I call my body, schrijft de Amerikaanse bioloog en filosoof Donna Haraway in haar boek When Species Meet.
Een genoom is het bouwplan van een cel en negentig procent van onze menselijke cellen is gevuld met genomen van bacteriën, schimmels en andere eencellige soorten. Ontelbaar kleine, inwendige metgezellen houden ons overeind. Onze binnenwereld is een wemelend ecosysteem, veelvormig en verre van eenzaam!
To be one, is always to become with many, schrijft Haraway. Het leven is een groot, gemeenschappelijk worden van ontelbare levensvormen die zich richting warmte en licht bewegen. En soms richting andere planeten, waar we nieuwe wildernissen zullen treffen.
Maar voorlopig zitten we hier, in een kale winter die voor sommigen nu al een jaar lijkt te duren. Er wordt ons gevraagd zoveel mogelijk binnen te blijven en misschien moeten we die opdracht maar letterlijk nemen. Onze binnenwereld in, het netwerk van talloze wezens verkennen die ons maken tot iets dat wij ‘zelf’ noemen. I am large, I contain multitudes, schreef de dichter Walt Whitman. Ik vind deze winter troost in die woorden.
Aan alle wezens die samen het mens vormen dat deze brief gelezen heeft: ik wens jullie een verweven nieuwjaar.
Liefs van ons,
Marjolijn
Marjolijn van Heemstra (1981) is dichter, schrijver, theatermaker, journalist en podcastmaker. Haar roman En we noemen hem (2017) is bekroond met de BNG Bank Literatuurprijs. Sinds 2019 is Marjolijn van Heemstra correspondent ruimtevaart bij De Correspondent. Op dit moment schrijft ze aan een non-fictieboek over de ruimte en is ze als theatermaker bezig met het oprichten van Sterrenwacht Spreeuwenpark, een sterrenwacht waar ze op poëtische wijze samen met buurtgenoten de kosmos onderzoekt. Haar dichtbundel Reistijd, bedtijd, ijstijd verscheen in 2020 bij Das Mag.
-
“Mijn verleden is stampvol en overvloedig, mijn heden is mager, en soms voelt het alsof ik geen toekomst heb. Daarom ben ik steeds dingen aan het slijten, mijn balkonhoekje waar ik steeds neerstrijk, mijn sigaretten, mijn rugtas, mijn koptelefoon. Weten jullie dat ik leer om te praten met mijn zorgen? Ik zet een streep door mijn prioriteiten. Vooral om drie uur in de nacht. Drie uur ’s nachts is een punt dat al diep in de nacht is, maar nog steeds ver is verwijderd van de ochtend. Een afgelegen, onbewoond eiland.”
Brief 1: Karin Karakaşlı -
“De laatste maanden loop ik op de maandagen van een tot drie met een grappig klein hondje, een vrouwtje van anderhalf jaar. Op woensdag loop ik van negen tot twaalf met een hond die heel lelijk is om te zien, maar die heel lief is. Op zondag loop ik van tien tot elf met twee bejaarde honden. Als het regent, ruikt mijn woonkamer naar hond, en sommige buren denken dat ik door de lockdown begin te blaffen.”
Brief 2: Rodaan Al Galidi -
“Het landschap geeft zich over aan de schemer. De taxi danst op de rondingen van de heuvels. Als een minnaar die strelend met zijn vingertoppen over het lijf van een dame beweegt. Dana moet kiezen tussen hoofd en tussen hart. Zijn clandestiene Nokia trilt humeurig op het dashboard terwijl zijn iPhone als een discolamp de auto verlicht. De passagiers smiespelen op de achterbank. Dana ziet ze in de spiegel; twee vozende Europeanen. Hij benijdt hun vrijheid en flirt met de gedachte zo onverlet te kunnen zijn.”
Brief 3: Beri Shalmashi -
“Maar voorlopig zitten we hier, in een kale winter die voor sommigen nu al een jaar lijkt te duren. Er wordt ons gevraagd zoveel mogelijk binnen te blijven en misschien moeten we die opdracht maar letterlijk nemen. Onze binnenwereld in, het netwerk van talloze wezens verkennen die ons maken tot iets dat wij ‘zelf’ noemen. I am large, I contain multitudes, schreef de dichter Walt Whitman. Ik vind deze winter troost in die woorden.”
Brief 4: Marjolijn van Heemstra -
“Als huismus was ik aanvankelijk verguld met de lockdown. Ik kocht een ringlamp voor mijn Zoom-sessies. Ik modereerde zoveel online panels dat, wanneer vrienden me offline zagen, ze opmerkten dat ‘ik er anders uitzag zonder mijn koptelefoon.’ Maar wanneer je teveel navelstaart vergroeit je ruggengraat. Een vriend raadde me aan om te gaan wandelen in de natuur…”
Brief 5: Alfian Sa'at