Brief 1: Karin Karakaşlı

Aan alle drie-uur-in-de-nacht-mensen,

Het lukt ons toch maar om de dag goed door te komen, nietwaar lieve mensen? We weten heel productief en druk bezig te blijven. Toegegeven, buiten heerst het einde der tijden. Een bizarre maskerade. En het huis is al een tijdje geen schuilplaats meer, maar een openluchtgevangenis. Toch gaat het werk achter de computer door. Je hebt de noodzakelijke boodschappen, de pogingen tot telefoongesprekken. Ook al heeft het de klank van een nabootsing van het oude leven, ook al is er groot verlies van smaak en betekenis, er is leven onder de zon.

Maar dan begint de nacht. Ik moet dan steeds herhalen welke dag het is. De tijd is werkelijk relatief geworden. Er zijn momenten die oneindig lijken en weken of maanden die een ogenblik duren. Een vicieuze cirkel die een agenda overbodig maakt, omdat alle dagen op elkaar lijken. Wanneer het nacht wordt, weet ik geen raad met mezelf. Uren dienen zich aan waarin series, films en boeken niet voldoen. Wanneer ik teveel voor mezelf ben en mijn leven me zo weinig geeft, kan ik niet meer zoals voorheen opgaan in andere verhalen. Het is alsof de dynamiek van de verbeelding is ingestort. Wat is een mens zonder verbeelding?

Zo praat ik iedere nacht om drie uur met jullie. Met de mensen die ik niet ken, maar die toch op de een of andere manier in mijn bloed zitten. Ik probeer me jullie huizen, jullie kamers voor te stellen. Wij zijn een gemeenschap, een commune die het begrip familie een nieuwe betekenis geeft. Het is alsof ik over de hele wereld vertrouwelingen heb. Een nieuw perspectief dat eraan herinnert om te hopen en naar de toekomst uit te kijken.

Mijn verleden is stampvol en overvloedig, mijn heden is mager, en soms voelt het alsof ik geen toekomst heb. Daarom ben ik steeds dingen aan het slijten, mijn balkonhoekje waar ik steeds neerstrijk, mijn sigaretten, mijn rugtas, mijn koptelefoon. Weten jullie dat ik leer om te praten met mijn zorgen? Ik zet een streep door mijn prioriteiten. Vooral om drie uur in de nacht. Drie uur ’s nachts is een punt dat al diep in de nacht is, maar nog steeds ver is verwijderd van de ochtend. Een afgelegen, onbewoond eiland.

Het is alsof de tijd in zichzelf een gelaagdheid krijgt, een dichtheid. Ik staar naar het plafond en verlies me in verhalen die ik nooit heb kunnen schrijven. En voor ik het weet ben ik samen met jullie, met die vertrouwde onbekenden.

Sommigen van jullie zijn een geliefde, sommigen een vriend, een klein kind met wie ik over de grond rol of een leeftijdloze bejaarde bij wie ik me aan de voeten vlij. We proberen met ons fluïde wezen een nieuwe vorm van zijn uit, ver van het opgelegde binaire geslachtsmodel. We hebben elkaar zoveel te vertellen, want we kunnen naast elkaar liggen en samen zwijgen.

In sommige gebieden staat je een nacht te wachten vol zorgen en angst. Je bent misschien zelfs voorbereid op een bom die op je zal vallen, een bulldozer die je huis zal binnendringen. Er bestaat een straatverbod en dagen zonder verboden zijn een uitzondering. Wetten bij decreet, coupberichten worden altijd in de nacht aangekondigd. Verenigingen die onder vele inspanningen zijn ontstaan, beroepen waar vele levensjaren aan zijn gewijd, worden met een pennenstreek weggevaagd. Je staat met open mond te kijken naar je leven. Naar de eraan gegeven betekenis. Naar de katoendraadjes, het koord van acrobaten, naar hoe vergankelijk alles is en breekbaar.

In sommige gebieden vinden invallen plaats in de nacht. Ieder binnenkomend telefoontje na een uur, ieder geluid in de flat, is een zenuwlijn van gespannen wachten met betrekking tot jezelf of een geliefde. Het is alsof je door niet te slapen, door niet over te geven aan de slaap, over de stad waakt. Alsof wanneer jij waakt iedereen veilig kan zijn. Alsof je de deur als laatste dicht doet en vergrendelt.

Op die momenten moet ik denken aan een lied van Fikret Kızılok. Er bestaat namelijk ook een lied over precies drie uur in de nacht.

 

Niet de ziel, niet de geliefde

Niet de man, niet de heilige

Niet laat, niet vroeg

Een roos ontluikt in mij

Precies zoals ik wist

Precies om drie uur in de nacht

 

Drie-uur-in-de-nacht kunnen we niet voor de gek houden. De waarheid wordt uit ons losgeregen. Wanneer iedereen zich heeft teruggetrokken, wanneer de stilte enkel door het geluid van de koelkast wordt doorbroken, door het gekraak van meubilair, sta je naakt tegenover jezelf. Dit zijn de uren van liefde en dood, teleurstelling en verlies. Alsof de wereld door blijft draaien en alleen jij stilstaat. Je bent even op de stoeprand gaan zitten.

Zachtjes als een schaduw verschijnen jullie naast mij op die stoeprand, leggen je naast me neer. Ook voor die enorme epidemie het leven had gegijzeld waren jullie aanwezig in mijn verbeelding. Nu is mijn verbeelding mijn enige werkelijkheid. Jullie zijn mijn enige behoefte, mijn beste kans.

Ondertussen gaan we samen de ochtend in. Dan, een kleurendans. Een rode gloed die uit de duisternis breekt. De eerste zang van vogels, de oproep tot gebed in de ochtend. Verwonderd en in bewondering kijk ik naar de wedergeboorte van de dag. De zon verliest nooit haar hoop in ons.

Mijn drie-uur-in-de-nacht-mensen, mijn groothartige vrienden. Ik fantaseer over de dagen waarop we elkaar met hulp van de listen van de god van het toeval zullen ontmoeten. We zullen elkaar aan onze ogen herkennen, ik weet het. Aan deze dagen, die alle geuren in het masker wijten aan mijn adem, zal een eind komen. We zullen elkaar treffen in onze lach. In onze aanraking. Daarom vraag ik je goed voor jezelf te zorgen. Er ligt nog veel in het verschiet voor ons.

Tot het leven ons samenbrengt en zijn betekenis herwint, blijf gezond…


Karin Karakaşlı
(1972) is een schrijver uit Istanbul. Ze is columnist bij de kranten Agos en Radikal, schrijft fictie en poëzie en geeft les in Armeense taal en cultuur en vertaalstudies. Ze schreef onder meer een kinderboek, Ay Denizle Buluşunca (Als de maan de zee ontmoet), een bundel korte verhalen, Başka Dillerin Şarkısı (Lied van andere talen) en de poëziebundel Her Kimsen SANA (Wie je ook bent dit is VOOR JOU). Karakaşlı is ook co-auteur van het onderzoek Türkiye’de Ermeniler: Cemaat, Birey, Yurttaş (Armeniërs in Turkije: gemeenschap, individu, burger). Karin was te gast tijdens Read My World 2018.

 

Vertaald uit het Turks door Hamide Dogan.

  • “Mijn verleden is stampvol en overvloedig, mijn heden is mager, en soms voelt het alsof ik geen toekomst heb. Daarom ben ik steeds dingen aan het slijten, mijn balkonhoekje waar ik steeds neerstrijk, mijn sigaretten, mijn rugtas, mijn koptelefoon. Weten jullie dat ik leer om te praten met mijn zorgen? Ik zet een streep door mijn prioriteiten. Vooral om drie uur in de nacht. Drie uur ’s nachts is een punt dat al diep in de nacht is, maar nog steeds ver is verwijderd van de ochtend. Een afgelegen, onbewoond eiland.”

    Brief 1: Karin Karakaşlı
  • “De laatste maanden loop ik op de maandagen van een tot drie met een grappig klein hondje, een vrouwtje van anderhalf jaar. Op woensdag loop ik van negen tot twaalf met een hond die heel lelijk is om te zien, maar die heel lief is. Op zondag loop ik van tien tot elf met twee bejaarde honden. Als het regent, ruikt mijn woonkamer naar hond, en sommige buren denken dat ik door de lockdown begin te blaffen.”

    Brief 2: Rodaan Al Galidi
  • “Het landschap geeft zich over aan de schemer. De taxi danst op de rondingen van de heuvels. Als een minnaar die strelend met zijn vingertoppen over het lijf van een dame beweegt. Dana moet kiezen tussen hoofd en tussen hart. Zijn clandestiene Nokia trilt humeurig op het dashboard terwijl zijn iPhone als een discolamp de auto verlicht. De passagiers smiespelen op de achterbank. Dana ziet ze in de spiegel; twee vozende Europeanen. Hij benijdt hun vrijheid en flirt met de gedachte zo onverlet te kunnen zijn.”

    Brief 3: Beri Shalmashi
  • “Maar voorlopig zitten we hier, in een kale winter die voor sommigen nu al een jaar lijkt te duren. Er wordt ons gevraagd zoveel mogelijk binnen te blijven en misschien moeten we die opdracht maar letterlijk nemen. Onze binnenwereld in, het netwerk van talloze wezens verkennen die ons maken tot iets dat wij ‘zelf’ noemen. I am large, I contain multitudes, schreef de dichter Walt Whitman. Ik vind deze winter troost in die woorden.”

    Brief 4: Marjolijn van Heemstra
  • “Als huismus was ik aanvankelijk verguld met de lockdown. Ik kocht een ringlamp voor mijn Zoom-sessies. Ik modereerde zoveel online panels dat, wanneer vrienden me offline zagen, ze opmerkten dat ‘ik er anders uitzag zonder mijn koptelefoon.’ Maar wanneer je teveel navelstaart vergroeit je ruggengraat. Een vriend raadde me aan om te gaan wandelen in de natuur…”

    Brief 5: Alfian Sa'at